Samenvouwen (to collapse) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of samenvouwen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vouw samen
I collapse
vouwt samen
you collapse
vouwt samen
he/she/it collapses
vouwen samen
we collapse
vouwen samen
you all collapse
vouwen samen
they collapse
Present perfect tense
heb samengevouwen
I have collapsed
hebt samengevouwen
you have collapsed
heeft samengevouwen
he/she/it has collapsed
hebben samengevouwen
we have collapsed
hebben samengevouwen
you all have collapsed
hebben samengevouwen
they have collapsed
Past tense
vouwde samen
I collapsed
vouwde samen
you collapsed
vouwde samen
he/she/it collapsed
vouwden samen
we collapsed
vouwden samen
you all collapsed
vouwden samen
they collapsed
Future tense
zal samenvouwen
I will collapse
zult samenvouwen
you will collapse
zal samenvouwen
he/she/it will collapse
zullen samenvouwen
we will collapse
zullen samenvouwen
you all will collapse
zullen samenvouwen
they will collapse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou samenvouwen
I would collapse
zou samenvouwen
you would collapse
zou samenvouwen
he/she/it would collapse
zouden samenvouwen
we would collapse
zouden samenvouwen
you all would collapse
zouden samenvouwen
they would collapse
Subjunctive mood
vouwe samen
I collapse
vouwe samen
you collapse
vouwe samen
he/she/it collapse
vouwe samen
we collapse
vouwe samen
you all collapse
vouwe samen
they collapse
Past perfect tense
had samengevouwen
I had collapsed
had samengevouwen
you had collapsed
had samengevouwen
he/she/it had collapsed
hadden samengevouwen
we had collapsed
hadden samengevouwen
you all had collapsed
hadden samengevouwen
they had collapsed
Future perf.
zal samengevouwen hebben
I will have collapsed
zal samengevouwen hebben
you will have collapsed
zal samengevouwen hebben
he/she/it will have collapsed
zullen samengevouwen hebben
we will have collapsed
zullen samengevouwen hebben
you all will have collapsed
zullen samengevouwen hebben
they will have collapsed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou samengevouwen hebben
I would have collapsed
zou samengevouwen hebben
you would have collapsed
zou samengevouwen hebben
he/she/it would have collapsed
zouden samengevouwen hebben
we would have collapsed
zouden samengevouwen hebben
you all would have collapsed
zouden samengevouwen hebben
they would have collapsed
Present bijzin tense
samenvouw
I collapse
samenvouwt
you collapse
samenvouwt
he/she/it collapses
samenvouwen
we collapse
samenvouwen
you all collapse
samenvouwen
they collapse
Past bijzin tense
samenvouwde
I collapsed
samenvouwde
you collapsed
samenvouwde
he/she/it collapsed
samenvouwden
we collapsed
samenvouwden
you all collapsed
samenvouwden
they collapsed
Future bijzin tense
zal samenvouwen
I will collapse
zult samenvouwen
you will collapse
zal samenvouwen
he/she/it will collapse
zullen samenvouwen
we will collapse
zullen samenvouwen
you all will collapse
zullen samenvouwen
they will collapse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou samenvouwen
I would collapse
zou samenvouwen
you would collapse
zou samenvouwen
he/she/it would collapse
zouden samenvouwen
we would collapse
zouden samenvouwen
you all would collapse
zouden samenvouwen
they would collapse
Subjunctive bijzin mood
samenvouwe
I collapse
samenvouwe
you collapse
samenvouwe
he/she/it collapse
samenvouwe
we collapse
samenvouwe
you all collapse
samenvouwe
they collapse
Du
Ihr
Imperative mood
vouw samen
collapse
vouwt samen
collapse

Examples of samenvouwen

Example in DutchTranslation in English
Opmerkelijk, door de botsing op relativistische snelheid... zijn we samengevouwen tot twee dimensies.- Remarkable! It seems that colliding at relativistic speed has collapsed us down into two dimensions.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

samenbouwen
do
samenvoegen
merge

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'collapse':

None found.
Learning languages?