Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Programmeren (to forecast) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
programmeer
programmeert
programmeert
programmeren
programmeren
programmeren
Present perfect tense
heb geprogrammeerd
hebt geprogrammeerd
heeft geprogrammeerd
hebben geprogrammeerd
hebben geprogrammeerd
hebben geprogrammeerd
Past tense
programmeerde
programmeerde
programmeerde
programmeerden
programmeerden
programmeerden
Future tense
zal programmeren
zult programmeren
zal programmeren
zullen programmeren
zullen programmeren
zullen programmeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou programmeren
zou programmeren
zou programmeren
zouden programmeren
zouden programmeren
zouden programmeren
Subjunctive mood
programmere
programmere
programmere
programmere
programmere
programmere
Past perfect tense
had geprogrammeerd
had geprogrammeerd
had geprogrammeerd
hadden geprogrammeerd
hadden geprogrammeerd
hadden geprogrammeerd
Future perf.
zal geprogrammeerd hebben
zal geprogrammeerd hebben
zal geprogrammeerd hebben
zullen geprogrammeerd hebben
zullen geprogrammeerd hebben
zullen geprogrammeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geprogrammeerd hebben
zou geprogrammeerd hebben
zou geprogrammeerd hebben
zouden geprogrammeerd hebben
zouden geprogrammeerd hebben
zouden geprogrammeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
programmeer
programmeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

deprogrammeren
do
omprogrammeren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'forecast':

None found.