Plasticeren (to plasticize) conjugation

Dutch

Conjugation of plasticeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plasticeer
I plasticize
plasticeert
you plasticize
plasticeert
he/she/it plasticizes
plasticeren
we plasticize
plasticeren
you all plasticize
plasticeren
they plasticize
Present perfect tense
heb geplasticeerd
I have plasticized
hebt geplasticeerd
you have plasticized
heeft geplasticeerd
he/she/it has plasticized
hebben geplasticeerd
we have plasticized
hebben geplasticeerd
you all have plasticized
hebben geplasticeerd
they have plasticized
Past tense
plasticeerde
I plasticized
plasticeerde
you plasticized
plasticeerde
he/she/it plasticized
plasticeerden
we plasticized
plasticeerden
you all plasticized
plasticeerden
they plasticized
Future tense
zal plasticeren
I will plasticize
zult plasticeren
you will plasticize
zal plasticeren
he/she/it will plasticize
zullen plasticeren
we will plasticize
zullen plasticeren
you all will plasticize
zullen plasticeren
they will plasticize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou plasticeren
I would plasticize
zou plasticeren
you would plasticize
zou plasticeren
he/she/it would plasticize
zouden plasticeren
we would plasticize
zouden plasticeren
you all would plasticize
zouden plasticeren
they would plasticize
Subjunctive mood
plasticere
I plasticize
plasticere
you plasticize
plasticere
he/she/it plasticize
plasticere
we plasticize
plasticere
you all plasticize
plasticere
they plasticize
Past perfect tense
had geplasticeerd
I had plasticized
had geplasticeerd
you had plasticized
had geplasticeerd
he/she/it had plasticized
hadden geplasticeerd
we had plasticized
hadden geplasticeerd
you all had plasticized
hadden geplasticeerd
they had plasticized
Future perf.
zal geplasticeerd hebben
I will have plasticized
zal geplasticeerd hebben
you will have plasticized
zal geplasticeerd hebben
he/she/it will have plasticized
zullen geplasticeerd hebben
we will have plasticized
zullen geplasticeerd hebben
you all will have plasticized
zullen geplasticeerd hebben
they will have plasticized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geplasticeerd hebben
I would have plasticized
zou geplasticeerd hebben
you would have plasticized
zou geplasticeerd hebben
he/she/it would have plasticized
zouden geplasticeerd hebben
we would have plasticized
zouden geplasticeerd hebben
you all would have plasticized
zouden geplasticeerd hebben
they would have plasticized
Du
Ihr
Imperative mood
plasticeer
plasticize
plasticeert
plasticize

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

plastiseren
do

Similar but longer

plastificeren
do

Random

overvallen
assault
pipetteren
pipet
planeren
plane
planten
plant
plassen
pee
plastificeren
do
plattreden
flat stairs
ploegen
plough
ploeteren
slog
pluggen
plug

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'plasticize':

None found.
Learning languages?