Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Plastiseren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plastiseer
plastiseert
plastiseert
plastiseren
plastiseren
plastiseren
Present perfect tense
heb geplastiseerd
hebt geplastiseerd
heeft geplastiseerd
hebben geplastiseerd
hebben geplastiseerd
hebben geplastiseerd
Past tense
plastiseerde
plastiseerde
plastiseerde
plastiseerden
plastiseerden
plastiseerden
Future tense
zal plastiseren
zult plastiseren
zal plastiseren
zullen plastiseren
zullen plastiseren
zullen plastiseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou plastiseren
zou plastiseren
zou plastiseren
zouden plastiseren
zouden plastiseren
zouden plastiseren
Subjunctive mood
plastisere
plastisere
plastisere
plastisere
plastisere
plastisere
Past perfect tense
had geplastiseerd
had geplastiseerd
had geplastiseerd
hadden geplastiseerd
hadden geplastiseerd
hadden geplastiseerd
Future perf.
zal geplastiseerd hebben
zal geplastiseerd hebben
zal geplastiseerd hebben
zullen geplastiseerd hebben
zullen geplastiseerd hebben
zullen geplastiseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geplastiseerd hebben
zou geplastiseerd hebben
zou geplastiseerd hebben
zouden geplastiseerd hebben
zouden geplastiseerd hebben
zouden geplastiseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
plastiseer
plastiseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

plasticeren
plasticize

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.