Overzetten (to ferry) conjugation

Dutch
9 examples

Conjugation of overzetten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zet over
I ferry
zet over
you ferry
zet over
he/she/it ferries
zetten over
we ferry
zetten over
you all ferry
zetten over
they ferry
Present perfect tense
heb overgezet
I have ferried
hebt overgezet
you have ferried
heeft overgezet
he/she/it has ferried
hebben overgezet
we have ferried
hebben overgezet
you all have ferried
hebben overgezet
they have ferried
Past tense
zette over
I ferried
zette over
you ferried
zette over
he/she/it ferried
zetten over
we ferried
zetten over
you all ferried
zetten over
they ferried
Future tense
zal overzetten
I will ferry
zult overzetten
you will ferry
zal overzetten
he/she/it will ferry
zullen overzetten
we will ferry
zullen overzetten
you all will ferry
zullen overzetten
they will ferry
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou overzetten
I would ferry
zou overzetten
you would ferry
zou overzetten
he/she/it would ferry
zouden overzetten
we would ferry
zouden overzetten
you all would ferry
zouden overzetten
they would ferry
Subjunctive mood
zette over
I ferry
zette over
you ferry
zette over
he/she/it ferry
zette over
we ferry
zette over
you all ferry
zette over
they ferry
Past perfect tense
had overgezet
I had ferried
had overgezet
you had ferried
had overgezet
he/she/it had ferried
hadden overgezet
we had ferried
hadden overgezet
you all had ferried
hadden overgezet
they had ferried
Future perf.
zal overgezet hebben
I will have ferried
zal overgezet hebben
you will have ferried
zal overgezet hebben
he/she/it will have ferried
zullen overgezet hebben
we will have ferried
zullen overgezet hebben
you all will have ferried
zullen overgezet hebben
they will have ferried
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou overgezet hebben
I would have ferried
zou overgezet hebben
you would have ferried
zou overgezet hebben
he/she/it would have ferried
zouden overgezet hebben
we would have ferried
zouden overgezet hebben
you all would have ferried
zouden overgezet hebben
they would have ferried
Present bijzin tense
overzet
I ferry
overzet
you ferry
overzet
he/she/it ferries
overzetten
we ferry
overzetten
you all ferry
overzetten
they ferry
Past bijzin tense
overzette
I ferried
overzette
you ferried
overzette
he/she/it ferried
overzetten
we ferried
overzetten
you all ferried
overzetten
they ferried
Future bijzin tense
zal overzetten
I will ferry
zult overzetten
you will ferry
zal overzetten
he/she/it will ferry
zullen overzetten
we will ferry
zullen overzetten
you all will ferry
zullen overzetten
they will ferry
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou overzetten
I would ferry
zou overzetten
you would ferry
zou overzetten
he/she/it would ferry
zouden overzetten
we would ferry
zouden overzetten
you all would ferry
zouden overzetten
they would ferry
Subjunctive bijzin mood
overzette
I ferry
overzette
you ferry
overzette
he/she/it ferry
overzette
we ferry
overzette
you all ferry
overzette
they ferry
Du
Ihr
Imperative mood
zet over
ferry
zet
ferry

Examples of overzetten

Example in DutchTranslation in English
De zwijgende veerman, die me de donkere rivier zal overzetten.The silent boatman to ferry me across the shadowed river.
Geen boot zal je overzetten.No boat will ferry you along
Het overzetten van de generaal en z'n troepen... zou de twist met Frankrijk kunnen beëindigen.For the cost of ferrying General Charette- and his men across the Channel, we can put an end to- the war with France.
De Heer werd zelf overgezet door iemand van een lage kaste. Dat weet je heel goed.The Lord himself was ferried by a low-caste boatman.
Hij zal worden overgezet naar Manhattan per helikopter... en vervolgens naar de VNHe'll be ferried into Manhattan by helicopter and then to the U.N.
De overzet is daar.- The ferry!
Deze astronauten bemanning werd gekozen voor de overzet van de telescoop naar de ruimte.This astronaut crew was chosen to ferry the telescope to space.
In de klassieke mythologie moesten de doden tol betalen aan Charon... de veerman die je de rivier van de vergetelheid overzette... rechercheur Lollipop Scallius.In Greek and Roman mythology, when you died, you'd have to pay the toll to Charon, the boatman who ferried you across to the Gates of Judgment. This made sure the dead came to atone for what they did during their lives, Detective Alapopskalius.
Ik zet jullie op de boot.Put you on a ferry.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

neerzetten
put down
overpotten
repot
overzeilen
do
overzenden
beam
overzitten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

overslaan
skip
overslapen
pass the night
oververhitten
do
overwelven
overpower
overwippen
pop across
overzenden
beam
overzien
oversee
paddelen
do
parasiteren
do
pardonneren
pardon them

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ferry':

None found.
Learning languages?