Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

overtellen

to recount

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of overtellen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tel over
I recount
telt over
you recount
telt over
he/she/it recounts
tellen over
we recount
tellen over
you all recount
tellen over
they recount
Present perfect tense
heb overgeteld
I have recounted
hebt overgeteld
you have recounted
heeft overgeteld
he/she/it has recounted
hebben overgeteld
we have recounted
hebben overgeteld
you all have recounted
hebben overgeteld
they have recounted
Past tense
telde over
I recounted
telde over
you recounted
telde over
he/she/it recounted
telden over
we recounted
telden over
you all recounted
telden over
they recounted
Future tense
zal overtellen
I will recount
zult overtellen
you will recount
zal overtellen
he/she/it will recount
zullen overtellen
we will recount
zullen overtellen
you all will recount
zullen overtellen
they will recount
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou overtellen
I would recount
zou overtellen
you would recount
zou overtellen
he/she/it would recount
zouden overtellen
we would recount
zouden overtellen
you all would recount
zouden overtellen
they would recount
Subjunctive mood
telle over
I recount
telle over
you recount
telle over
he/she/it recount
telle over
we recount
telle over
you all recount
telle over
they recount
Past perfect tense
had overgeteld
I had recounted
had overgeteld
you had recounted
had overgeteld
he/she/it had recounted
hadden overgeteld
we had recounted
hadden overgeteld
you all had recounted
hadden overgeteld
they had recounted
Future perf.
zal overgeteld hebben
I will have recounted
zal overgeteld hebben
you will have recounted
zal overgeteld hebben
he/she/it will have recounted
zullen overgeteld hebben
we will have recounted
zullen overgeteld hebben
you all will have recounted
zullen overgeteld hebben
they will have recounted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou overgeteld hebben
I would have recounted
zou overgeteld hebben
you would have recounted
zou overgeteld hebben
he/she/it would have recounted
zouden overgeteld hebben
we would have recounted
zouden overgeteld hebben
you all would have recounted
zouden overgeteld hebben
they would have recounted
Present bijzin tense
overtel
I recount
overtelt
you recount
overtelt
he/she/it recounts
overtellen
we recount
overtellen
you all recount
overtellen
they recount
Past bijzin tense
overtelde
I recounted
overtelde
you recounted
overtelde
he/she/it recounted
overtelden
we recounted
overtelden
you all recounted
overtelden
they recounted
Future bijzin tense
zal overtellen
I will recount
zult overtellen
you will recount
zal overtellen
he/she/it will recount
zullen overtellen
we will recount
zullen overtellen
you all will recount
zullen overtellen
they will recount
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou overtellen
I would recount
zou overtellen
you would recount
zou overtellen
he/she/it would recount
zouden overtellen
we would recount
zouden overtellen
you all would recount
zouden overtellen
they would recount
Subjunctive bijzin mood
overtelle
I recount
overtelle
you recount
overtelle
he/she/it recount
overtelle
we recount
overtelle
you all recount
overtelle
they recount
Du
Ihr
Imperative mood
tel over
recount
telt
recount

Examples of overtellen

Daarna telt een pastoor het na.

Then one of the fathers recounts the money, enters the total in the ledgers.

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES