Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opwarmen (to reheat) conjugation

Dutch
15 examples

Conjugation of opwarmen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
warm op
I reheat
warmt op
you reheat
warmt op
he/she/it reheats
warmen op
we reheat
warmen op
you all reheat
warmen op
they reheat
Present perfect tense
heb opgewarmd
I have reheated
hebt opgewarmd
you have reheated
heeft opgewarmd
he/she/it has reheated
hebben opgewarmd
we have reheated
hebben opgewarmd
you all have reheated
hebben opgewarmd
they have reheated
Past tense
warmde op
I reheated
warmde op
you reheated
warmde op
he/she/it reheated
warmden op
we reheated
warmden op
you all reheated
warmden op
they reheated
Future tense
zal opwarmen
I will reheat
zult opwarmen
you will reheat
zal opwarmen
he/she/it will reheat
zullen opwarmen
we will reheat
zullen opwarmen
you all will reheat
zullen opwarmen
they will reheat
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opwarmen
I would reheat
zou opwarmen
you would reheat
zou opwarmen
he/she/it would reheat
zouden opwarmen
we would reheat
zouden opwarmen
you all would reheat
zouden opwarmen
they would reheat
Subjunctive mood
warme op
I reheat
warme op
you reheat
warme op
he/she/it reheat
warme op
we reheat
warme op
you all reheat
warme op
they reheat
Past perfect tense
had opgewarmd
I had reheated
had opgewarmd
you had reheated
had opgewarmd
he/she/it had reheated
hadden opgewarmd
we had reheated
hadden opgewarmd
you all had reheated
hadden opgewarmd
they had reheated
Future perf.
zal opgewarmd hebben
I will have reheated
zal opgewarmd hebben
you will have reheated
zal opgewarmd hebben
he/she/it will have reheated
zullen opgewarmd hebben
we will have reheated
zullen opgewarmd hebben
you all will have reheated
zullen opgewarmd hebben
they will have reheated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgewarmd hebben
I would have reheated
zou opgewarmd hebben
you would have reheated
zou opgewarmd hebben
he/she/it would have reheated
zouden opgewarmd hebben
we would have reheated
zouden opgewarmd hebben
you all would have reheated
zouden opgewarmd hebben
they would have reheated
Present bijzin tense
opwarm
I reheat
opwarmt
you reheat
opwarmt
he/she/it reheats
opwarmen
we reheat
opwarmen
you all reheat
opwarmen
they reheat
Past bijzin tense
opwarmde
I reheated
opwarmde
you reheated
opwarmde
he/she/it reheated
opwarmden
we reheated
opwarmden
you all reheated
opwarmden
they reheated
Future bijzin tense
zal opwarmen
I will reheat
zult opwarmen
you will reheat
zal opwarmen
he/she/it will reheat
zullen opwarmen
we will reheat
zullen opwarmen
you all will reheat
zullen opwarmen
they will reheat
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opwarmen
I would reheat
zou opwarmen
you would reheat
zou opwarmen
he/she/it would reheat
zouden opwarmen
we would reheat
zouden opwarmen
you all would reheat
zouden opwarmen
they would reheat
Subjunctive bijzin mood
opwarme
I reheat
opwarme
you reheat
opwarme
he/she/it reheat
opwarme
we reheat
opwarme
you all reheat
opwarme
they reheat
Du
Ihr
Imperative mood
warm op
reheat
warmt op
reheat

Examples of opwarmen

Example in DutchTranslation in English
'Siobhan, ga aub de hamburgers opnieuw opwarmen.'–OK. Siobhan, please report to reheat the hamburgers.
6 maanden geleden, zou ik gelachen hebben en het opnieuw voor je opwarmen, en dankbaar zijn dat je alsnog bent gekomen.You know, six months ago, I probably would've just smiled and reheated this all up for you, and I would have been grateful that you showed up at all.
Als je honger hebt, kan ik het eten terug opwarmen.If you're hungry, I can reheat dinner.
Dat is het mooie aan hert, dat kun je zo weer opwarmen.That's the nice thing about deer meat. It reheats beautifully.
Escargots reizen niet, maar je kunt ze wel opwarmen.Escargot does not travel, but it does reheat.
Het eten warmt op. De wijn ademt nog steeds.The food is reheating, the wine, still breathing.
Dat is omdat je het te vaak hebt opgewarmd!That because you reheated it too many times!
Deze school heeft de voedselverstrekking niet uitbesteed, maar doet wel mee aan het Nationale Lunchprogramma, en verzorgt dus gesubsidieerde maaltijden voor hun scholieren. Meestal zijn dat kant-en-klaarmaaltijden, die opgewarmd moeten worden of met water worden aangelengd.This school does not outsource their food service, but they are on the federal school lunch program, providing USDA reimbursable meals to the students, most of which are reheated, reconstituted packaged foods.
Enkele heerlijke opgewarmd kip.Some delicious reheated chicken.
Ik had je soep opgewarmd.I reheated your soup.
Is het mogelijk dat dit wordt hernieuw opgewarmd?Excuse me, ma'am. Is it possible to get this reheated? Miss?
Wil je dat ik gegrilde kip voor je opwarm?Do you want me to reheat you some chicken-fried steak?
Als je die saus opwarmt, moeten je het doen op de kookplaat.When you reheat that sauce, you have to do it on the stove top.
Uiteindelijk botst het tegen de bodem en keert terug naar de wateren aan het oppervlak, waar het weer opwarmt.Finally, it collides against the bottom and returns towards the waters of the surface, where it reheats.
Vergeet het niet te laten ontdooien, voordat je het in oven opwarmt.Don't forget to take it out and let it thaw before you reheat it in the oven.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opwaaien
do
opwassen
grow

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reheat':

None found.