Optakelen (to rig) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of optakelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
takel op
I rig
takelt op
you rig
takelt op
he/she/it rigs
takelen op
we rig
takelen op
you all rig
takelen op
they rig
Present perfect tense
heb opgetakeld
I have rigged
hebt opgetakeld
you have rigged
heeft opgetakeld
he/she/it has rigged
hebben opgetakeld
we have rigged
hebben opgetakeld
you all have rigged
hebben opgetakeld
they have rigged
Past tense
takelde op
I rigged
takelde op
you rigged
takelde op
he/she/it rigged
takelden op
we rigged
takelden op
you all rigged
takelden op
they rigged
Future tense
zal optakelen
I will rig
zult optakelen
you will rig
zal optakelen
he/she/it will rig
zullen optakelen
we will rig
zullen optakelen
you all will rig
zullen optakelen
they will rig
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou optakelen
I would rig
zou optakelen
you would rig
zou optakelen
he/she/it would rig
zouden optakelen
we would rig
zouden optakelen
you all would rig
zouden optakelen
they would rig
Subjunctive mood
takele op
I rig
takele op
you rig
takele op
he/she/it rig
takele op
we rig
takele op
you all rig
takele op
they rig
Past perfect tense
had opgetakeld
I had rigged
had opgetakeld
you had rigged
had opgetakeld
he/she/it had rigged
hadden opgetakeld
we had rigged
hadden opgetakeld
you all had rigged
hadden opgetakeld
they had rigged
Future perf.
zal opgetakeld hebben
I will have rigged
zal opgetakeld hebben
you will have rigged
zal opgetakeld hebben
he/she/it will have rigged
zullen opgetakeld hebben
we will have rigged
zullen opgetakeld hebben
you all will have rigged
zullen opgetakeld hebben
they will have rigged
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgetakeld hebben
I would have rigged
zou opgetakeld hebben
you would have rigged
zou opgetakeld hebben
he/she/it would have rigged
zouden opgetakeld hebben
we would have rigged
zouden opgetakeld hebben
you all would have rigged
zouden opgetakeld hebben
they would have rigged
Present bijzin tense
optakel
I rig
optakelt
you rig
optakelt
he/she/it rigs
optakelen
we rig
optakelen
you all rig
optakelen
they rig
Past bijzin tense
optakelde
I rigged
optakelde
you rigged
optakelde
he/she/it rigged
optakelden
we rigged
optakelden
you all rigged
optakelden
they rigged
Future bijzin tense
zal optakelen
I will rig
zult optakelen
you will rig
zal optakelen
he/she/it will rig
zullen optakelen
we will rig
zullen optakelen
you all will rig
zullen optakelen
they will rig
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou optakelen
I would rig
zou optakelen
you would rig
zou optakelen
he/she/it would rig
zouden optakelen
we would rig
zouden optakelen
you all would rig
zouden optakelen
they would rig
Subjunctive bijzin mood
optakele
I rig
optakele
you rig
optakele
he/she/it rig
optakele
we rig
optakele
you all rig
optakele
they rig
Du
Ihr
Imperative mood
takel op
rig
takelt op
rig

Examples of optakelen

Example in DutchTranslation in English
Kunnen we nog iemand te pakken krijgen die kan takelen op dit uur?- Corey: Can we even get a tow right now? I don't know.
Het lijkt of Bennett zijn SS heeft opgetakeldIt looks like Bennett somehow rigged his SS

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aftakelen
deteriorate
oprakelen
rake

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opkomen
stand up
opraken
run down
opschilderen
paint anew
opspelden
pin up
opstoken
incite
opstuwen
push up
optanden
do
optimaliseren
lift
optyfen
do
opvoeden
breed

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'rig':

None found.
Learning languages?