Opleveren (to revive) conjugation

Dutch

Conjugation of opleveren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lever op
I revive
levert op
you revive
levert op
he/she/it revives
leveren op
we revive
leveren op
you all revive
leveren op
they revive
Present perfect tense
heb opgeleverd
I have revived
hebt opgeleverd
you have revived
heeft opgeleverd
he/she/it has revived
hebben opgeleverd
we have revived
hebben opgeleverd
you all have revived
hebben opgeleverd
they have revived
Past tense
leverde op
I revived
leverde op
you revived
leverde op
he/she/it revived
leverden op
we revived
leverden op
you all revived
leverden op
they revived
Future tense
zal opleveren
I will revive
zult opleveren
you will revive
zal opleveren
he/she/it will revive
zullen opleveren
we will revive
zullen opleveren
you all will revive
zullen opleveren
they will revive
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opleveren
I would revive
zou opleveren
you would revive
zou opleveren
he/she/it would revive
zouden opleveren
we would revive
zouden opleveren
you all would revive
zouden opleveren
they would revive
Subjunctive mood
levere op
I revive
levere op
you revive
levere op
he/she/it revive
levere op
we revive
levere op
you all revive
levere op
they revive
Past perfect tense
had opgeleverd
I had revived
had opgeleverd
you had revived
had opgeleverd
he/she/it had revived
hadden opgeleverd
we had revived
hadden opgeleverd
you all had revived
hadden opgeleverd
they had revived
Future perf.
zal opgeleverd hebben
I will have revived
zal opgeleverd hebben
you will have revived
zal opgeleverd hebben
he/she/it will have revived
zullen opgeleverd hebben
we will have revived
zullen opgeleverd hebben
you all will have revived
zullen opgeleverd hebben
they will have revived
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeleverd hebben
I would have revived
zou opgeleverd hebben
you would have revived
zou opgeleverd hebben
he/she/it would have revived
zouden opgeleverd hebben
we would have revived
zouden opgeleverd hebben
you all would have revived
zouden opgeleverd hebben
they would have revived
Present bijzin tense
oplever
I revive
oplevert
you revive
oplevert
he/she/it revives
opleveren
we revive
opleveren
you all revive
opleveren
they revive
Past bijzin tense
opleverde
I revived
opleverde
you revived
opleverde
he/she/it revived
opleverden
we revived
opleverden
you all revived
opleverden
they revived
Future bijzin tense
zal opleveren
I will revive
zult opleveren
you will revive
zal opleveren
he/she/it will revive
zullen opleveren
we will revive
zullen opleveren
you all will revive
zullen opleveren
they will revive
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opleveren
I would revive
zou opleveren
you would revive
zou opleveren
he/she/it would revive
zouden opleveren
we would revive
zouden opleveren
you all would revive
zouden opleveren
they would revive
Subjunctive bijzin mood
oplevere
I revive
oplevere
you revive
oplevere
he/she/it revive
oplevere
we revive
oplevere
you all revive
oplevere
they revive
Du
Ihr
Imperative mood
lever op
revive
levert op
revive

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afleveren
do
inleveren
borrow
oplazeren
do
releveren
relay

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontwringen
extort
opbollen
compete
opgaan
freshen
opgraven
exhume
opknopen
hang
opkrassen
scram
opleven
revive
oplezen
read
opraken
run down
oprennen
run up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'revive':

None found.
Learning languages?