Opgloeien (to glow) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of opgloeien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gloei op
I glow
gloeit op
you glow
gloeit op
he/she/it glows
gloeien op
we glow
gloeien op
you all glow
gloeien op
they glow
Present perfect tense
heb opgegloeid
I have glowed
hebt opgegloeid
you have glowed
heeft opgegloeid
he/she/it has glowed
hebben opgegloeid
we have glowed
hebben opgegloeid
you all have glowed
hebben opgegloeid
they have glowed
Past tense
gloeide op
I glowed
gloeide op
you glowed
gloeide op
he/she/it glowed
gloeiden op
we glowed
gloeiden op
you all glowed
gloeiden op
they glowed
Future tense
zal opgloeien
I will glow
zult opgloeien
you will glow
zal opgloeien
he/she/it will glow
zullen opgloeien
we will glow
zullen opgloeien
you all will glow
zullen opgloeien
they will glow
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opgloeien
I would glow
zou opgloeien
you would glow
zou opgloeien
he/she/it would glow
zouden opgloeien
we would glow
zouden opgloeien
you all would glow
zouden opgloeien
they would glow
Subjunctive mood
gloeie op
I glow
gloeie op
you glow
gloeie op
he/she/it glow
gloeie op
we glow
gloeie op
you all glow
gloeie op
they glow
Past perfect tense
had opgegloeid
I had glowed
had opgegloeid
you had glowed
had opgegloeid
he/she/it had glowed
hadden opgegloeid
we had glowed
hadden opgegloeid
you all had glowed
hadden opgegloeid
they had glowed
Future perf.
zal opgegloeid hebben
I will have glowed
zal opgegloeid hebben
you will have glowed
zal opgegloeid hebben
he/she/it will have glowed
zullen opgegloeid hebben
we will have glowed
zullen opgegloeid hebben
you all will have glowed
zullen opgegloeid hebben
they will have glowed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgegloeid hebben
I would have glowed
zou opgegloeid hebben
you would have glowed
zou opgegloeid hebben
he/she/it would have glowed
zouden opgegloeid hebben
we would have glowed
zouden opgegloeid hebben
you all would have glowed
zouden opgegloeid hebben
they would have glowed
Present bijzin tense
opgloei
I glow
opgloeit
you glow
opgloeit
he/she/it glows
opgloeien
we glow
opgloeien
you all glow
opgloeien
they glow
Past bijzin tense
opgloeide
I glowed
opgloeide
you glowed
opgloeide
he/she/it glowed
opgloeiden
we glowed
opgloeiden
you all glowed
opgloeiden
they glowed
Future bijzin tense
zal opgloeien
I will glow
zult opgloeien
you will glow
zal opgloeien
he/she/it will glow
zullen opgloeien
we will glow
zullen opgloeien
you all will glow
zullen opgloeien
they will glow
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opgloeien
I would glow
zou opgloeien
you would glow
zou opgloeien
he/she/it would glow
zouden opgloeien
we would glow
zouden opgloeien
you all would glow
zouden opgloeien
they would glow
Subjunctive bijzin mood
opgloeie
I glow
opgloeie
you glow
opgloeie
he/she/it glow
opgloeie
we glow
opgloeie
you all glow
opgloeie
they glow
Du
Ihr
Imperative mood
gloei op
glow
gloeit op
glow

Examples of opgloeien

Example in DutchTranslation in English
Als die stukjes opgloeien, zeg 't dan.When you see the sparkling bits glow, give a shout.
Als hun penningen opgloeien, is die geest in werking. - Dat lijkt me logisch.And the glowing badges they indicate the mind in operation.
Dat middel trekt in je botten en laat ze onder UV-licht opgloeien.That drug incorporated into his bones, making them glow under ultraviolet light.
De legende zegt: Als ze bij elkaar komen, zullen de diamanten erin opgloeien.The legend says when the rocks are brought together, the diamonds inside them will glow.
In de harnasfabriek zag ik je stekels opgloeien.In the harnessing facility... I saw your spikes glow.
Dat stof gloeit op. En die nevel maakt de kleuren nog intenser.That dust-- it's glowing and the haze... it seems to intensify the colors.
Die gloeit op.He gives off a glow.
En deze gloeit op in het donker.[Amy] And this one glows in the dark. - Get out ofhere. Really?
Goeie grutten, hij gloeit op.Jumpin'jingle bells, it's glowing.
Ik heb de muts opgezet en hij gloeide op.I put on the hat. It glowed! It glowed on my head!
Ik heb magisch haar dat opgloeit als ik zing.I have magic hair that glows when I sing.
Turkije, sommige in Jerusalem, die door verschillende schrijvers worden omschreven als 'een vreemde wolk aan de lucht die rood opgloeide.Turkey, in some cases over Jerusalem, there are images captured in writing by various chroniclers talking about "a strange cloud in the sky that glowed red.
- De eigenaar van het varken zei dat de ogen in de schedel rood opgloeiden.Listen, the pig's owner said the skull had eyes that glowed red.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

nagloeien
do
opbloeien
flourish
opgroeien
grow up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ontvlieden
flee
opdissen
dish up
opdraaien
suffer for it
openvouwen
do
opgaan
freshen
opgieten
pour
opgooien
toss
ophouden
cease
opkisten
do
opkopen
buy up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'glow':

None found.
Learning languages?