Ontkleden (to undress) conjugation

Dutch
14 examples

Conjugation of ontkleden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontkleed
I undress
ontkleedt
you undress
ontkleedt
he/she/it undresses
ontkleden
we undress
ontkleden
you all undress
ontkleden
they undress
Present perfect tense
heb ontkleed
I have undressed
hebt ontkleed
you have undressed
heeft ontkleed
he/she/it has undressed
hebben ontkleed
we have undressed
hebben ontkleed
you all have undressed
hebben ontkleed
they have undressed
Past tense
ontkleedde
I undressed
ontkleedde
you undressed
ontkleedde
he/she/it undressed
ontkleedden
we undressed
ontkleedden
you all undressed
ontkleedden
they undressed
Future tense
zal ontkleden
I will undress
zult ontkleden
you will undress
zal ontkleden
he/she/it will undress
zullen ontkleden
we will undress
zullen ontkleden
you all will undress
zullen ontkleden
they will undress
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontkleden
I would undress
zou ontkleden
you would undress
zou ontkleden
he/she/it would undress
zouden ontkleden
we would undress
zouden ontkleden
you all would undress
zouden ontkleden
they would undress
Subjunctive mood
ontklede
I undress
ontklede
you undress
ontklede
he/she/it undress
ontklede
we undress
ontklede
you all undress
ontklede
they undress
Past perfect tense
had ontkleed
I had undressed
had ontkleed
you had undressed
had ontkleed
he/she/it had undressed
hadden ontkleed
we had undressed
hadden ontkleed
you all had undressed
hadden ontkleed
they had undressed
Future perf.
zal ontkleed hebben
I will have undressed
zal ontkleed hebben
you will have undressed
zal ontkleed hebben
he/she/it will have undressed
zullen ontkleed hebben
we will have undressed
zullen ontkleed hebben
you all will have undressed
zullen ontkleed hebben
they will have undressed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontkleed hebben
I would have undressed
zou ontkleed hebben
you would have undressed
zou ontkleed hebben
he/she/it would have undressed
zouden ontkleed hebben
we would have undressed
zouden ontkleed hebben
you all would have undressed
zouden ontkleed hebben
they would have undressed
Du
Ihr
Imperative mood
ontkleed
undress
ontkleedt
undress

Examples of ontkleden

Example in DutchTranslation in English
- Een leerling wil zich niet ontkleden.- This boy won't undress.
- Kunt gij me nu ontkleden?- Canst undress me now? - I am kissing my own arm.
Dan vliegt hij weg, op zoek naar klei om haar in te metselen. En zij begint zich te ontkleden.Then he flies off to get some clay to wall her in, and she starts undressing.
Eén kind wou zich niet ontkleden.One of the boys was reluctant to undress.
Heb jij je aangekleed zodat ik je kan ontkleden?Dressed so I'd undress you?
Ik vind het fijner als jij mij ontkleedt.I think it'll work better if you undress me.
Weet je, zelfs Lilith, bijvoorbeeld, ontkleedt zich nog steeds in het donker.You know, even lilith, for example, still gets undressed in the dark.
De kleding met brandschade is van het slachtoffer, dus was ze gedeeltelijk ontkleed kort voor of na haar dood.Fire-damaged clothes recovered at the scene belong to the victim, so she was partially undressed shortly before or after her death.
Goed, ontkleed jullie.Well , you undressed .
Ik heb niks gezien, maar jij hebt deze dames ontkleed gezien.- I've seen nothing, but you've seen my daughter undressed.
Ik heb u gevoed, gekleed en ontkleed. U verpleegd bij ziekte.I've fed you, dressed and undressed you, nursed you in sickness.
Ik liet ooit een man wachten tot we ontkleed waren.I once made a guy wait until we were both undressed.
Ik ontkleedde haar en streelde haar enzo, weet je.I undressed and caressed her, and y'know.
Ik zag hoe je naar keek, toen ze zich ontkleedde.I saw the way you looked at her when she undressed.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontbieden
summon
uitkleden
undress

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

onteren
dishonour
ontgeven
do
ontgroeien
outgrow
ontharen
wax
ontkiemen
germinate
ontkleuren
do
ontladen
discharge
ontpersen
do
ontploffen
explode
ontplooien
explode

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'undress':

None found.
Learning languages?