Omgluren (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of omgluren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gluur om
I do
gluurt om
you do
gluurt om
he/she/it does
gluren om
we do
gluren om
you all do
gluren om
they do
Present perfect tense
heb omgegluurd
I have done
hebt omgegluurd
you have done
heeft omgegluurd
he/she/it has done
hebben omgegluurd
we have done
hebben omgegluurd
you all have done
hebben omgegluurd
they have done
Past tense
gluurde om
I did
gluurde om
you did
gluurde om
he/she/it did
gluurden om
we did
gluurden om
you all did
gluurden om
they did
Future tense
zal omgluren
I will do
zult omgluren
you will do
zal omgluren
he/she/it will do
zullen omgluren
we will do
zullen omgluren
you all will do
zullen omgluren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omgluren
I would do
zou omgluren
you would do
zou omgluren
he/she/it would do
zouden omgluren
we would do
zouden omgluren
you all would do
zouden omgluren
they would do
Subjunctive mood
glure om
I do
glure om
you do
glure om
he/she/it do
glure om
we do
glure om
you all do
glure om
they do
Past perfect tense
had omgegluurd
I had done
had omgegluurd
you had done
had omgegluurd
he/she/it had done
hadden omgegluurd
we had done
hadden omgegluurd
you all had done
hadden omgegluurd
they had done
Future perf.
zal omgegluurd hebben
I will have done
zal omgegluurd hebben
you will have done
zal omgegluurd hebben
he/she/it will have done
zullen omgegluurd hebben
we will have done
zullen omgegluurd hebben
you all will have done
zullen omgegluurd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omgegluurd hebben
I would have done
zou omgegluurd hebben
you would have done
zou omgegluurd hebben
he/she/it would have done
zouden omgegluurd hebben
we would have done
zouden omgegluurd hebben
you all would have done
zouden omgegluurd hebben
they would have done
Present bijzin tense
omgluur
I do
omgluurt
you do
omgluurt
he/she/it does
omgluren
we do
omgluren
you all do
omgluren
they do
Past bijzin tense
omgluurde
I did
omgluurde
you did
omgluurde
he/she/it did
omgluurden
we did
omgluurden
you all did
omgluurden
they did
Future bijzin tense
zal omgluren
I will do
zult omgluren
you will do
zal omgluren
he/she/it will do
zullen omgluren
we will do
zullen omgluren
you all will do
zullen omgluren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omgluren
I would do
zou omgluren
you would do
zou omgluren
he/she/it would do
zouden omgluren
we would do
zouden omgluren
you all would do
zouden omgluren
they would do
Subjunctive bijzin mood
omglure
I do
omglure
you do
omglure
he/she/it do
omglure
we do
omglure
you all do
omglure
they do
Du
Ihr
Imperative mood
gluur om
do
gluurt
do

Examples of omgluren

Example in DutchTranslation in English
- Ze gluurt door een spleet in de deur... en ze kijkt als de andere huurders komen en gaan.- She peeks through a crack in the door... and she watches as the other tenants come and go.
Als hij ergens in gluurt, is het voorbij.And if she catches him looking up anything or down anything, that's it.
Als je niet bij ramen naar binnen gluurt.When you're not peeking in windows.
De neus zit binnen handbereik en je gluurt niet in 'n vrouwenneus.You don't unhook anything to get to a nose and no man has ever tried to look up a woman's nostrils.
Een engerd stalkt je dochter, gluurt door haar raam, maakt jarenlang foto's.Some perv stalks your daughter, peeks in her window, takes photos for years.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgluren
do
begluren
peep
nagluren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ochtendmalen
obstruct
oefenen
exercise
officialiseren
formalize
omarmen
embrace
omduikelen
do
omeggen
harrow
omgeven
surround
omgooien
upset
omhoogsteken
put up
omhoogvallen
up fall

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?