Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

ombinden

to dismiss

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of ombinden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bind om
I dismiss
bindt om
you dismiss
bindt om
he/she/it dismisses
binden om
we dismiss
binden om
you all dismiss
binden om
they dismiss
Present perfect tense
heb omgebonden
I have dismissed
hebt omgebonden
you have dismissed
heeft omgebonden
he/she/it has dismissed
hebben omgebonden
we have dismissed
hebben omgebonden
you all have dismissed
hebben omgebonden
they have dismissed
Past tense
bond om
I dismissed
bond om
you dismissed
bond om
he/she/it dismissed
bonden om
we dismissed
bonden om
you all dismissed
bonden om
they dismissed
Future tense
zal ombinden
I will dismiss
zult ombinden
you will dismiss
zal ombinden
he/she/it will dismiss
zullen ombinden
we will dismiss
zullen ombinden
you all will dismiss
zullen ombinden
they will dismiss
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ombinden
I would dismiss
zou ombinden
you would dismiss
zou ombinden
he/she/it would dismiss
zouden ombinden
we would dismiss
zouden ombinden
you all would dismiss
zouden ombinden
they would dismiss
Subjunctive mood
binde om
I dismiss
binde om
you dismiss
binde om
he/she/it dismiss
binde om
we dismiss
binde om
you all dismiss
binde om
they dismiss
Past perfect tense
had omgebonden
I had dismissed
had omgebonden
you had dismissed
had omgebonden
he/she/it had dismissed
hadden omgebonden
we had dismissed
hadden omgebonden
you all had dismissed
hadden omgebonden
they had dismissed
Future perf.
zal omgebonden hebben
I will have dismissed
zal omgebonden hebben
you will have dismissed
zal omgebonden hebben
he/she/it will have dismissed
zullen omgebonden hebben
we will have dismissed
zullen omgebonden hebben
you all will have dismissed
zullen omgebonden hebben
they will have dismissed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omgebonden hebben
I would have dismissed
zou omgebonden hebben
you would have dismissed
zou omgebonden hebben
he/she/it would have dismissed
zouden omgebonden hebben
we would have dismissed
zouden omgebonden hebben
you all would have dismissed
zouden omgebonden hebben
they would have dismissed
Present bijzin tense
ombind
I dismiss
ombindt
you dismiss
ombindt
he/she/it dismisses
ombinden
we dismiss
ombinden
you all dismiss
ombinden
they dismiss
Past bijzin tense
ombond
I dismissed
ombond
you dismissed
ombond
he/she/it dismissed
ombonden
we dismissed
ombonden
you all dismissed
ombonden
they dismissed
Future bijzin tense
zal ombinden
I will dismiss
zult ombinden
you will dismiss
zal ombinden
he/she/it will dismiss
zullen ombinden
we will dismiss
zullen ombinden
you all will dismiss
zullen ombinden
they will dismiss
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou ombinden
I would dismiss
zou ombinden
you would dismiss
zou ombinden
he/she/it would dismiss
zouden ombinden
we would dismiss
zouden ombinden
you all would dismiss
zouden ombinden
they would dismiss
Subjunctive bijzin mood
ombinde
I dismiss
ombinde
you dismiss
ombinde
he/she/it dismiss
ombinde
we dismiss
ombinde
you all dismiss
ombinde
they dismiss
Du
Ihr
Imperative mood
bind om
dismiss
bindt
dismiss