Opwinden (to raise) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of opwinden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wind op
I raise
windt op
you raise
windt op
he/she/it raises
winden op
we raise
winden op
you all raise
winden op
they raise
Present perfect tense
heb opgewonden
I have raised
hebt opgewonden
you have raised
heeft opgewonden
he/she/it has raised
hebben opgewonden
we have raised
hebben opgewonden
you all have raised
hebben opgewonden
they have raised
Past tense
wond op
I raised
wond op
you raised
wond op
he/she/it raised
wonden op
we raised
wonden op
you all raised
wonden op
they raised
Future tense
zal opwinden
I will raise
zult opwinden
you will raise
zal opwinden
he/she/it will raise
zullen opwinden
we will raise
zullen opwinden
you all will raise
zullen opwinden
they will raise
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opwinden
I would raise
zou opwinden
you would raise
zou opwinden
he/she/it would raise
zouden opwinden
we would raise
zouden opwinden
you all would raise
zouden opwinden
they would raise
Subjunctive mood
winde op
I raise
winde op
you raise
winde op
he/she/it raise
winde op
we raise
winde op
you all raise
winde op
they raise
Past perfect tense
had opgewonden
I had raised
had opgewonden
you had raised
had opgewonden
he/she/it had raised
hadden opgewonden
we had raised
hadden opgewonden
you all had raised
hadden opgewonden
they had raised
Future perf.
zal opgewonden hebben
I will have raised
zal opgewonden hebben
you will have raised
zal opgewonden hebben
he/she/it will have raised
zullen opgewonden hebben
we will have raised
zullen opgewonden hebben
you all will have raised
zullen opgewonden hebben
they will have raised
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgewonden hebben
I would have raised
zou opgewonden hebben
you would have raised
zou opgewonden hebben
he/she/it would have raised
zouden opgewonden hebben
we would have raised
zouden opgewonden hebben
you all would have raised
zouden opgewonden hebben
they would have raised
Present bijzin tense
opwind
I raise
opwindt
you raise
opwindt
he/she/it raises
opwinden
we raise
opwinden
you all raise
opwinden
they raise
Past bijzin tense
opwond
I raised
opwond
you raised
opwond
he/she/it raised
opwonden
we raised
opwonden
you all raised
opwonden
they raised
Future bijzin tense
zal opwinden
I will raise
zult opwinden
you will raise
zal opwinden
he/she/it will raise
zullen opwinden
we will raise
zullen opwinden
you all will raise
zullen opwinden
they will raise
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opwinden
I would raise
zou opwinden
you would raise
zou opwinden
he/she/it would raise
zouden opwinden
we would raise
zouden opwinden
you all would raise
zouden opwinden
they would raise
Subjunctive bijzin mood
opwinde
I raise
opwinde
you raise
opwinde
he/she/it raise
opwinde
we raise
opwinde
you all raise
opwinde
they raise
Du
Ihr
Imperative mood
wind op
raise
windt op
raise

Examples of opwinden

Example in DutchTranslation in English
Ik hoorde opgewonden stemmen.-I heard raised voices. -What did you hear? Speak!
Ik zag een opgezwollen wond op zijn schouder.Well, I saw a raised mark on his shoulder.
Ik vind je heel erg opwindend.He's raising his hand above his head, look!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afwinden
unwind
ombinden
dismiss
omwinden
entwine
opbinden
bind up
optanden
do
opwippen
whip up
opzenden
put up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opspelen
strike up
optreden
perform
opwachten
waylay
opwegen
compensate
opwerken
work up
opwerpen
raise
opwippen
whip up
opzwoegen
do
ordonneren
ordain
overbrengen
convey

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'raise':

None found.
Learning languages?