Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

navloeien

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of navloeien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vloei na
I do
vloeit na
you do
vloeit na
he/she/it does
vloeien na
we do
vloeien na
you all do
vloeien na
they do
Present perfect tense
heb nagevloeid
I have done
hebt nagevloeid
you have done
heeft nagevloeid
he/she/it has done
hebben nagevloeid
we have done
hebben nagevloeid
you all have done
hebben nagevloeid
they have done
Past tense
vloeide na
I did
vloeide na
you did
vloeide na
he/she/it did
vloeiden na
we did
vloeiden na
you all did
vloeiden na
they did
Future tense
zal navloeien
I will do
zult navloeien
you will do
zal navloeien
he/she/it will do
zullen navloeien
we will do
zullen navloeien
you all will do
zullen navloeien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou navloeien
I would do
zou navloeien
you would do
zou navloeien
he/she/it would do
zouden navloeien
we would do
zouden navloeien
you all would do
zouden navloeien
they would do
Subjunctive mood
vloeie na
I do
vloeie na
you do
vloeie na
he/she/it do
vloeie na
we do
vloeie na
you all do
vloeie na
they do
Past perfect tense
had nagevloeid
I had done
had nagevloeid
you had done
had nagevloeid
he/she/it had done
hadden nagevloeid
we had done
hadden nagevloeid
you all had done
hadden nagevloeid
they had done
Future perf.
zal nagevloeid hebben
I will have done
zal nagevloeid hebben
you will have done
zal nagevloeid hebben
he/she/it will have done
zullen nagevloeid hebben
we will have done
zullen nagevloeid hebben
you all will have done
zullen nagevloeid hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou nagevloeid hebben
I would have done
zou nagevloeid hebben
you would have done
zou nagevloeid hebben
he/she/it would have done
zouden nagevloeid hebben
we would have done
zouden nagevloeid hebben
you all would have done
zouden nagevloeid hebben
they would have done
Present bijzin tense
navloei
I do
navloeit
you do
navloeit
he/she/it does
navloeien
we do
navloeien
you all do
navloeien
they do
Past bijzin tense
navloeide
I did
navloeide
you did
navloeide
he/she/it did
navloeiden
we did
navloeiden
you all did
navloeiden
they did
Future bijzin tense
zal navloeien
I will do
zult navloeien
you will do
zal navloeien
he/she/it will do
zullen navloeien
we will do
zullen navloeien
you all will do
zullen navloeien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou navloeien
I would do
zou navloeien
you would do
zou navloeien
he/she/it would do
zouden navloeien
we would do
zouden navloeien
you all would do
zouden navloeien
they would do
Subjunctive bijzin mood
navloeie
I do
navloeie
you do
navloeie
he/she/it do
navloeie
we do
navloeie
you all do
navloeie
they do
Du
Ihr
Imperative mood
vloei na
do
vloeit na
do

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES