Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

nathouden

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of nathouden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hou nat
I do
houdt nat
you do
houdt nat
he/she/it does
houden nat
we do
houden nat
you all do
houden nat
they do
Present perfect tense
heb natgehouden
I have done
hebt natgehouden
you have done
heeft natgehouden
he/she/it has done
hebben natgehouden
we have done
hebben natgehouden
you all have done
hebben natgehouden
they have done
Past tense
hield nat
I did
hield nat
you did
hield nat
he/she/it did
hielden nat
we did
hielden nat
you all did
hielden nat
they did
Future tense
zal nathouden
I will do
zult nathouden
you will do
zal nathouden
he/she/it will do
zullen nathouden
we will do
zullen nathouden
you all will do
zullen nathouden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou nathouden
I would do
zou nathouden
you would do
zou nathouden
he/she/it would do
zouden nathouden
we would do
zouden nathouden
you all would do
zouden nathouden
they would do
Subjunctive mood
houde nat
I do
houde nat
you do
houde nat
he/she/it do
houde nat
we do
houde nat
you all do
houde nat
they do
Past perfect tense
had natgehouden
I had done
had natgehouden
you had done
had natgehouden
he/she/it had done
hadden natgehouden
we had done
hadden natgehouden
you all had done
hadden natgehouden
they had done
Future perf.
zal natgehouden hebben
I will have done
zal natgehouden hebben
you will have done
zal natgehouden hebben
he/she/it will have done
zullen natgehouden hebben
we will have done
zullen natgehouden hebben
you all will have done
zullen natgehouden hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou natgehouden hebben
I would have done
zou natgehouden hebben
you would have done
zou natgehouden hebben
he/she/it would have done
zouden natgehouden hebben
we would have done
zouden natgehouden hebben
you all would have done
zouden natgehouden hebben
they would have done
Present bijzin tense
nathou
I do
nathoudt
you do
nathoudt
he/she/it does
nathouden
we do
nathouden
you all do
nathouden
they do
Past bijzin tense
nathield
I did
nathield
you did
nathield
he/she/it did
nathielden
we did
nathielden
you all did
nathielden
they did
Future bijzin tense
zal nathouden
I will do
zult nathouden
you will do
zal nathouden
he/she/it will do
zullen nathouden
we will do
zullen nathouden
you all will do
zullen nathouden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou nathouden
I would do
zou nathouden
you would do
zou nathouden
he/she/it would do
zouden nathouden
we would do
zouden nathouden
you all would do
zouden nathouden
they would do
Subjunctive bijzin mood
nathoude
I do
nathoude
you do
nathoude
he/she/it do
nathoude
we do
nathoude
you all do
nathoude
they do
Du
Ihr
Imperative mood
hou nat
do
houdt nat
do

Further details about this page

LOCATION