Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Motoriseren (to motorize) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of motoriseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
motoriseer
I motorize
motoriseert
you motorize
motoriseert
he/she/it motorizes
motoriseren
we motorize
motoriseren
you all motorize
motoriseren
they motorize
Present perfect tense
heb gemotoriseerd
I have motorized
hebt gemotoriseerd
you have motorized
heeft gemotoriseerd
he/she/it has motorized
hebben gemotoriseerd
we have motorized
hebben gemotoriseerd
you all have motorized
hebben gemotoriseerd
they have motorized
Past tense
motoriseerde
I motorized
motoriseerde
you motorized
motoriseerde
he/she/it motorized
motoriseerden
we motorized
motoriseerden
you all motorized
motoriseerden
they motorized
Future tense
zal motoriseren
I will motorize
zult motoriseren
you will motorize
zal motoriseren
he/she/it will motorize
zullen motoriseren
we will motorize
zullen motoriseren
you all will motorize
zullen motoriseren
they will motorize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou motoriseren
I would motorize
zou motoriseren
you would motorize
zou motoriseren
he/she/it would motorize
zouden motoriseren
we would motorize
zouden motoriseren
you all would motorize
zouden motoriseren
they would motorize
Subjunctive mood
motorisere
I motorize
motorisere
you motorize
motorisere
he/she/it motorize
motorisere
we motorize
motorisere
you all motorize
motorisere
they motorize
Past perfect tense
had gemotoriseerd
I had motorized
had gemotoriseerd
you had motorized
had gemotoriseerd
he/she/it had motorized
hadden gemotoriseerd
we had motorized
hadden gemotoriseerd
you all had motorized
hadden gemotoriseerd
they had motorized
Future perf.
zal gemotoriseerd hebben
I will have motorized
zal gemotoriseerd hebben
you will have motorized
zal gemotoriseerd hebben
he/she/it will have motorized
zullen gemotoriseerd hebben
we will have motorized
zullen gemotoriseerd hebben
you all will have motorized
zullen gemotoriseerd hebben
they will have motorized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gemotoriseerd hebben
I would have motorized
zou gemotoriseerd hebben
you would have motorized
zou gemotoriseerd hebben
he/she/it would have motorized
zouden gemotoriseerd hebben
we would have motorized
zouden gemotoriseerd hebben
you all would have motorized
zouden gemotoriseerd hebben
they would have motorized
Du
Ihr
Imperative mood
motoriseer
motorize
motoriseert
motorize

Examples of motoriseren

Example in DutchTranslation in English
Een gemotoriseerd das rek?A motorized tie rack?
Een gemotoriseerd ding.A very fast motorized dinghy.
Hebben we het over vier wielen, gemotoriseerd, toeren door de straten?Are we talking four wheels, motorized, cruising down the street?
Het was gewoon eng. Ik zat een half uur vast achter een gemotoriseerd slakkenhuis.I got stuck for half an hour behind some motorized carrot pulper or something.
Het was jammer dat Randy geen belasting betaalde, maar hij had nu wel 'n gemotoriseerd voertuig.Randy decided not to pay his taxes. But I was happy he bought his first motorized transportation. On the other hand, it had pedals.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

autoriseren
authorize
memoriseren
memorize

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

mixen
mix
modificeren
modify
moeien
interfere
monopoliseren
do
motiveren
do
motorren
do
mystificeren
mystify
naasten
nationalize
nabloeien
bloom later
nabrengen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'motorize':

None found.