Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Losmaken (to unfasten) conjugation

Dutch
7 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
maak los
maakt los
maakt los
maken los
maken los
maken los
Present perfect tense
heb losgemaakt
hebt losgemaakt
heeft losgemaakt
hebben losgemaakt
hebben losgemaakt
hebben losgemaakt
Past tense
maakte los
maakte los
maakte los
maakten los
maakten los
maakten los
Future tense
zal losmaken
zult losmaken
zal losmaken
zullen losmaken
zullen losmaken
zullen losmaken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou losmaken
zou losmaken
zou losmaken
zouden losmaken
zouden losmaken
zouden losmaken
Subjunctive mood
make los
make los
make los
make los
make los
make los
Past perfect tense
had losgemaakt
had losgemaakt
had losgemaakt
hadden losgemaakt
hadden losgemaakt
hadden losgemaakt
Future perf.
zal losgemaakt hebben
zal losgemaakt hebben
zal losgemaakt hebben
zullen losgemaakt hebben
zullen losgemaakt hebben
zullen losgemaakt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou losgemaakt hebben
zou losgemaakt hebben
zou losgemaakt hebben
zouden losgemaakt hebben
zouden losgemaakt hebben
zouden losgemaakt hebben
Present bijzin tense
losmaak
losmaakt
losmaakt
losmaken
losmaken
losmaken
Past bijzin tense
losmaakte
losmaakte
losmaakte
losmaakten
losmaakten
losmaakten
Future bijzin tense
zal losmaken
zult losmaken
zal losmaken
zullen losmaken
zullen losmaken
zullen losmaken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou losmaken
zou losmaken
zou losmaken
zouden losmaken
zouden losmaken
zouden losmaken
Subjunctive bijzin mood
losmake
losmake
losmake
losmake
losmake
losmake
Du
Ihr
Imperative mood
maak los
maakt los

Examples of losmaken

Example in DutchTranslation in English
Eindelijk. Ik kan nu veilig m'n gordel losmaken.Now that the car has come to a stop, it's safe for me to unfasten my seat belt.
Ik ga hem wel losmaken.I'll go down and unfasten it.
Mag ik mijn broeksriem losmaken?Can I unfasten my pants belt?
Wil je de knoop van je bloesje losmaken?- You don't, uh, fancy just unfastening the button on your blouse there a bit, do ya?
Homer heeft de bovenste knoop van z'n broek losgemaakt.Homer's unfastened the top button on his pants.
U weet dat Saknussem zich heeft losgemaakt en ervandoor is?You realize, Professor, Saknussemm's unfastened himself from the rope again and gone off?
Veiligheidsriem losgemaakt.Safety strap's unfastened.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

loshaken
unhook
losraken
loosen
losweken
soak

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'unfasten':

None found.