Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Intoneren (to intone) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
intoneer
intoneert
intoneert
intoneren
intoneren
intoneren
Present perfect tense
heb geïntoneerd
hebt geïntoneerd
heeft geïntoneerd
hebben geïntoneerd
hebben geïntoneerd
hebben geïntoneerd
Past tense
intoneerde
intoneerde
intoneerde
intoneerden
intoneerden
intoneerden
Future tense
zal intoneren
zult intoneren
zal intoneren
zullen intoneren
zullen intoneren
zullen intoneren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou intoneren
zou intoneren
zou intoneren
zouden intoneren
zouden intoneren
zouden intoneren
Subjunctive mood
intonere
intonere
intonere
intonere
intonere
intonere
Past perfect tense
had geïntoneerd
had geïntoneerd
had geïntoneerd
hadden geïntoneerd
hadden geïntoneerd
hadden geïntoneerd
Future perf.
zal geïntoneerd hebben
zal geïntoneerd hebben
zal geïntoneerd hebben
zullen geïntoneerd hebben
zullen geïntoneerd hebben
zullen geïntoneerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïntoneerd hebben
zou geïntoneerd hebben
zou geïntoneerd hebben
zouden geïntoneerd hebben
zouden geïntoneerd hebben
zouden geïntoneerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
intoneer
intoneert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

detoneren
detain
imponeren
impress

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

inkeren
do
insoppen
do
installeren
install
institueren
do
intomen
curb
intrappen
smash
intrekken
withdraw
intrigeren
intrigue
invloeien
flow in
inwandelen
tour inside

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'intone':

None found.