Inklaren (to clear) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of inklaren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klaar in
I clear
klaart in
you clear
klaart in
he/she/it clears
klaren in
we clear
klaren in
you all clear
klaren in
they clear
Present perfect tense
heb ingeklaard
I have cleared
hebt ingeklaard
you have cleared
heeft ingeklaard
he/she/it has cleared
hebben ingeklaard
we have cleared
hebben ingeklaard
you all have cleared
hebben ingeklaard
they have cleared
Past tense
klaarde in
I cleared
klaarde in
you cleared
klaarde in
he/she/it cleared
klaarden in
we cleared
klaarden in
you all cleared
klaarden in
they cleared
Future tense
zal inklaren
I will clear
zult inklaren
you will clear
zal inklaren
he/she/it will clear
zullen inklaren
we will clear
zullen inklaren
you all will clear
zullen inklaren
they will clear
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inklaren
I would clear
zou inklaren
you would clear
zou inklaren
he/she/it would clear
zouden inklaren
we would clear
zouden inklaren
you all would clear
zouden inklaren
they would clear
Subjunctive mood
klare in
I clear
klare in
you clear
klare in
he/she/it clear
klare in
we clear
klare in
you all clear
klare in
they clear
Past perfect tense
had ingeklaard
I had cleared
had ingeklaard
you had cleared
had ingeklaard
he/she/it had cleared
hadden ingeklaard
we had cleared
hadden ingeklaard
you all had cleared
hadden ingeklaard
they had cleared
Future perf.
zal ingeklaard hebben
I will have cleared
zal ingeklaard hebben
you will have cleared
zal ingeklaard hebben
he/she/it will have cleared
zullen ingeklaard hebben
we will have cleared
zullen ingeklaard hebben
you all will have cleared
zullen ingeklaard hebben
they will have cleared
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingeklaard hebben
I would have cleared
zou ingeklaard hebben
you would have cleared
zou ingeklaard hebben
he/she/it would have cleared
zouden ingeklaard hebben
we would have cleared
zouden ingeklaard hebben
you all would have cleared
zouden ingeklaard hebben
they would have cleared
Present bijzin tense
inklaar
I clear
inklaart
you clear
inklaart
he/she/it clears
inklaren
we clear
inklaren
you all clear
inklaren
they clear
Past bijzin tense
inklaarde
I cleared
inklaarde
you cleared
inklaarde
he/she/it cleared
inklaarden
we cleared
inklaarden
you all cleared
inklaarden
they cleared
Future bijzin tense
zal inklaren
I will clear
zult inklaren
you will clear
zal inklaren
he/she/it will clear
zullen inklaren
we will clear
zullen inklaren
you all will clear
zullen inklaren
they will clear
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou inklaren
I would clear
zou inklaren
you would clear
zou inklaren
he/she/it would clear
zouden inklaren
we would clear
zouden inklaren
you all would clear
zouden inklaren
they would clear
Subjunctive bijzin mood
inklare
I clear
inklare
you clear
inklare
he/she/it clear
inklare
we clear
inklare
you all clear
inklare
they clear
Du
Ihr
Imperative mood
klaar in
clear
klaart in
clear

Examples of inklaren

Example in DutchTranslation in English
Ik ben 2 dagen geleden uit Nieuw Zeeland aangekomen... met een vrachtschip genaamd Rangatira... en ik zou hem hier moeten inklaren.I came into port two days ago from New Zealand... and on a freighter called Rangatira... and I was told to come here to clear it through customs.
Begrepen, klaar in een half uur. Wachtend op je toestemming, over.Roger, ready in half an hour, awaiting your clearance, over.
Het werd ingeklaard, en kwam daarna hier om in een gepantserde auto te worden geladen.They cleared customs fine, and then the money came here to be loaded onto an armored car.
Is hij ingeklaard?It's cleared customs? Yeah.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afklaren
do
inkleden
clothe
opklaren
clear

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'clear':

None found.
Learning languages?