Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Griffelen (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
griffel
griffelt
griffelt
griffelen
griffelen
griffelen
Present perfect tense
heb gegriffeld
hebt gegriffeld
heeft gegriffeld
hebben gegriffeld
hebben gegriffeld
hebben gegriffeld
Past tense
griffelde
griffelde
griffelde
griffelden
griffelden
griffelden
Future tense
zal griffelen
zult griffelen
zal griffelen
zullen griffelen
zullen griffelen
zullen griffelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou griffelen
zou griffelen
zou griffelen
zouden griffelen
zouden griffelen
zouden griffelen
Subjunctive mood
griffele
griffele
griffele
griffele
griffele
griffele
Past perfect tense
had gegriffeld
had gegriffeld
had gegriffeld
hadden gegriffeld
hadden gegriffeld
hadden gegriffeld
Future perf.
zal gegriffeld hebben
zal gegriffeld hebben
zal gegriffeld hebben
zullen gegriffeld hebben
zullen gegriffeld hebben
zullen gegriffeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegriffeld hebben
zou gegriffeld hebben
zou gegriffeld hebben
zouden gegriffeld hebben
zouden gegriffeld hebben
zouden gegriffeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
griffel
griffelt

Examples of griffelen

Example in DutchTranslation in English
Een tien met een griffel, dokter.- A-plus, doctor.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gniffelen
do
griezelen
shiver
sniffelen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.