Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Fomenteren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fomenteer
fomenteert
fomenteert
fomenteren
fomenteren
fomenteren
Present perfect tense
heb gefomenteerd
hebt gefomenteerd
heeft gefomenteerd
hebben gefomenteerd
hebben gefomenteerd
hebben gefomenteerd
Past tense
fomenteerde
fomenteerde
fomenteerde
fomenteerden
fomenteerden
fomenteerden
Future tense
zal fomenteren
zult fomenteren
zal fomenteren
zullen fomenteren
zullen fomenteren
zullen fomenteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fomenteren
zou fomenteren
zou fomenteren
zouden fomenteren
zouden fomenteren
zouden fomenteren
Subjunctive mood
fomentere
fomentere
fomentere
fomentere
fomentere
fomentere
Past perfect tense
had gefomenteerd
had gefomenteerd
had gefomenteerd
hadden gefomenteerd
hadden gefomenteerd
hadden gefomenteerd
Future perf.
zal gefomenteerd hebben
zal gefomenteerd hebben
zal gefomenteerd hebben
zullen gefomenteerd hebben
zullen gefomenteerd hebben
zullen gefomenteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefomenteerd hebben
zou gefomenteerd hebben
zou gefomenteerd hebben
zouden gefomenteerd hebben
zouden gefomenteerd hebben
zouden gefomenteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
fomenteer
fomenteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

cementeren
do
dementeren
do
lamenteren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.