Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Cementeren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
cementeer
cementeert
cementeert
cementeren
cementeren
cementeren
Present perfect tense
heb gecementeerd
hebt gecementeerd
heeft gecementeerd
hebben gecementeerd
hebben gecementeerd
hebben gecementeerd
Past tense
cementeerde
cementeerde
cementeerde
cementeerden
cementeerden
cementeerden
Future tense
zal cementeren
zult cementeren
zal cementeren
zullen cementeren
zullen cementeren
zullen cementeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou cementeren
zou cementeren
zou cementeren
zouden cementeren
zouden cementeren
zouden cementeren
Subjunctive mood
cementere
cementere
cementere
cementere
cementere
cementere
Past perfect tense
had gecementeerd
had gecementeerd
had gecementeerd
hadden gecementeerd
hadden gecementeerd
hadden gecementeerd
Future perf.
zal gecementeerd hebben
zal gecementeerd hebben
zal gecementeerd hebben
zullen gecementeerd hebben
zullen gecementeerd hebben
zullen gecementeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecementeerd hebben
zou gecementeerd hebben
zou gecementeerd hebben
zouden gecementeerd hebben
zouden gecementeerd hebben
zouden gecementeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
cementeer
cementeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dementeren
do
fomenteren
do
lamenteren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.