Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Failleren (to bankrupt) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
failleer
failleert
failleert
failleren
failleren
failleren
Present perfect tense
ben gefailleerd
bent gefailleerd
is gefailleerd
zijn gefailleerd
zijn gefailleerd
zijn gefailleerd
Past tense
failleerde
failleerde
failleerde
failleerden
failleerden
failleerden
Future tense
zal failleren
zult failleren
zal failleren
zullen failleren
zullen failleren
zullen failleren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou failleren
zou failleren
zou failleren
zouden failleren
zouden failleren
zouden failleren
Subjunctive mood
faillere
faillere
faillere
faillere
faillere
faillere
Past perfect tense
was gefailleerd
was gefailleerd
was gefailleerd
waren gefailleerd
waren gefailleerd
waren gefailleerd
Future perf.
zal gefailleerd zijn
zal gefailleerd zijn
zal gefailleerd zijn
zullen gefailleerd zijn
zullen gefailleerd zijn
zullen gefailleerd zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefailleerd zijn
zou gefailleerd zijn
zou gefailleerd zijn
zouden gefailleerd zijn
zouden gefailleerd zijn
zouden gefailleerd zijn
Du
Ihr
Imperative mood
failleer
failleert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

fabuleren
do
grilleren
grill
railleren
rail learn
tailleren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bankrupt':

None found.