Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Evoqueren (to evoke) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
evoqueer
evoqueert
evoqueert
evoqueren
evoqueren
evoqueren
Present perfect tense
heb geëvoqueerd
hebt geëvoqueerd
heeft geëvoqueerd
hebben geëvoqueerd
hebben geëvoqueerd
hebben geëvoqueerd
Past tense
evoqueerde
evoqueerde
evoqueerde
evoqueerden
evoqueerden
evoqueerden
Future tense
zal evoqueren
zult evoqueren
zal evoqueren
zullen evoqueren
zullen evoqueren
zullen evoqueren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou evoqueren
zou evoqueren
zou evoqueren
zouden evoqueren
zouden evoqueren
zouden evoqueren
Subjunctive mood
evoquere
evoquere
evoquere
evoquere
evoquere
evoquere
Past perfect tense
had geëvoqueerd
had geëvoqueerd
had geëvoqueerd
hadden geëvoqueerd
hadden geëvoqueerd
hadden geëvoqueerd
Future perf.
zal geëvoqueerd hebben
zal geëvoqueerd hebben
zal geëvoqueerd hebben
zullen geëvoqueerd hebben
zullen geëvoqueerd hebben
zullen geëvoqueerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëvoqueerd hebben
zou geëvoqueerd hebben
zou geëvoqueerd hebben
zouden geëvoqueerd hebben
zouden geëvoqueerd hebben
zouden geëvoqueerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
evoqueer
evoqueert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

choqueren
choke
evacueren
evacuate
evalueren
evacuate
evolueren
evolve

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

dreigen
threaten
drooglopen
run dry
engageren
engage
erbarmen
compassion
etaleren
aestheticise
evolueren
evolve
exacerberen
evoke
exhorteren
exhort
existeren
exhort
falsificeren
falsify

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'evoke':

None found.