Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Epileren (to do) conjugation

Dutch
3 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
epileer
epileert
epileert
epileren
epileren
epileren
Present perfect tense
heb geëpileerd
hebt geëpileerd
heeft geëpileerd
hebben geëpileerd
hebben geëpileerd
hebben geëpileerd
Past tense
epileerde
epileerde
epileerde
epileerden
epileerden
epileerden
Future tense
zal epileren
zult epileren
zal epileren
zullen epileren
zullen epileren
zullen epileren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou epileren
zou epileren
zou epileren
zouden epileren
zouden epileren
zouden epileren
Subjunctive mood
epilere
epilere
epilere
epilere
epilere
epilere
Past perfect tense
had geëpileerd
had geëpileerd
had geëpileerd
hadden geëpileerd
hadden geëpileerd
hadden geëpileerd
Future perf.
zal geëpileerd hebben
zal geëpileerd hebben
zal geëpileerd hebben
zullen geëpileerd hebben
zullen geëpileerd hebben
zullen geëpileerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëpileerd hebben
zou geëpileerd hebben
zou geëpileerd hebben
zouden geëpileerd hebben
zouden geëpileerd hebben
zouden geëpileerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
epileer
epileert

Examples of epileren

Example in DutchTranslation in English
-Ga jij je wenkbrauwen maar epileren.Why don't you go pluck an eyebrow, or at least pencil one in?
Ik heb eerder geduld nodig om de hele dag te epileren.I'd need patience to do unwanted hair all day.
Zij epileert zich niet.They don't shave

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

emuleren
do
epateren
do
etaleren
aestheticise
stileren
edit

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.