Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Emitteren (to issue) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
emitteer
emitteert
emitteert
emitteren
emitteren
emitteren
Present perfect tense
heb geëmitteerd
hebt geëmitteerd
heeft geëmitteerd
hebben geëmitteerd
hebben geëmitteerd
hebben geëmitteerd
Past tense
emitteerde
emitteerde
emitteerde
emitteerden
emitteerden
emitteerden
Future tense
zal emitteren
zult emitteren
zal emitteren
zullen emitteren
zullen emitteren
zullen emitteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou emitteren
zou emitteren
zou emitteren
zouden emitteren
zouden emitteren
zouden emitteren
Subjunctive mood
emittere
emittere
emittere
emittere
emittere
emittere
Past perfect tense
had geëmitteerd
had geëmitteerd
had geëmitteerd
hadden geëmitteerd
hadden geëmitteerd
hadden geëmitteerd
Future perf.
zal geëmitteerd hebben
zal geëmitteerd hebben
zal geëmitteerd hebben
zullen geëmitteerd hebben
zullen geëmitteerd hebben
zullen geëmitteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëmitteerd hebben
zou geëmitteerd hebben
zou geëmitteerd hebben
zouden geëmitteerd hebben
zouden geëmitteerd hebben
zouden geëmitteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
emitteer
emitteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

emigreren
emigrate
twitteren
tweet

Similar but longer

remitteren
remit

Random

druppelen
drip
duiden
interpret
dutten
doze
elektrificeren
electrify
elektrocuteren
electrocute
emigreren
emigrate
emmeren
do
eren
honor
etteren
suppurate
etymologiseren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'issue':

None found.