Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Doorvoelen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
doorvoel
doorvoelt
doorvoelt
doorvoelen
doorvoelen
doorvoelen
Present perfect tense
heb doorvoeld
hebt doorvoeld
heeft doorvoeld
hebben doorvoeld
hebben doorvoeld
hebben doorvoeld
Past tense
doorvoelde
doorvoelde
doorvoelde
doorvoelden
doorvoelden
doorvoelden
Future tense
zal doorvoelen
zult doorvoelen
zal doorvoelen
zullen doorvoelen
zullen doorvoelen
zullen doorvoelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doorvoelen
zou doorvoelen
zou doorvoelen
zouden doorvoelen
zouden doorvoelen
zouden doorvoelen
Subjunctive mood
doorvoele
doorvoele
doorvoele
doorvoele
doorvoele
doorvoele
Past perfect tense
had doorvoeld
had doorvoeld
had doorvoeld
hadden doorvoeld
hadden doorvoeld
hadden doorvoeld
Future perf.
zal doorvoeld hebben
zal doorvoeld hebben
zal doorvoeld hebben
zullen doorvoeld hebben
zullen doorvoeld hebben
zullen doorvoeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doorvoeld hebben
zou doorvoeld hebben
zou doorvoeld hebben
zouden doorvoeld hebben
zouden doorvoeld hebben
zouden doorvoeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
doorvoel
doorvoelt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

doorspelen
continue
doorvoeren
practice
doorvorsen
do
doorwoelen
do
voorvoelen
feel

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.