Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Corroderen (to correct) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
corrodeer
corrodeert
corrodeert
corroderen
corroderen
corroderen
Present perfect tense
heb gecorrodeerd
hebt gecorrodeerd
heeft gecorrodeerd
hebben gecorrodeerd
hebben gecorrodeerd
hebben gecorrodeerd
Past tense
corrodeerde
corrodeerde
corrodeerde
corrodeerden
corrodeerden
corrodeerden
Future tense
zal corroderen
zult corroderen
zal corroderen
zullen corroderen
zullen corroderen
zullen corroderen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou corroderen
zou corroderen
zou corroderen
zouden corroderen
zouden corroderen
zouden corroderen
Subjunctive mood
corrodere
corrodere
corrodere
corrodere
corrodere
corrodere
Past perfect tense
had gecorrodeerd
had gecorrodeerd
had gecorrodeerd
hadden gecorrodeerd
hadden gecorrodeerd
hadden gecorrodeerd
Future perf.
zal gecorrodeerd hebben
zal gecorrodeerd hebben
zal gecorrodeerd hebben
zullen gecorrodeerd hebben
zullen gecorrodeerd hebben
zullen gecorrodeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecorrodeerd hebben
zou gecorrodeerd hebben
zou gecorrodeerd hebben
zouden gecorrodeerd hebben
zouden gecorrodeerd hebben
zouden gecorrodeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
corrodeer
corrodeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

correleren
do
corrigeren
correct

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'correct':

None found.