Connecteren (to connect) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of connecteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
connecteer
I connect
connecteert
you connect
connecteert
he/she/it connects
connecteren
we connect
connecteren
you all connect
connecteren
they connect
Present perfect tense
heb geconnecteerd
I have connected
hebt geconnecteerd
you have connected
heeft geconnecteerd
he/she/it has connected
hebben geconnecteerd
we have connected
hebben geconnecteerd
you all have connected
hebben geconnecteerd
they have connected
Past tense
connecteerde
I connected
connecteerde
you connected
connecteerde
he/she/it connected
connecteerden
we connected
connecteerden
you all connected
connecteerden
they connected
Future tense
zal connecteren
I will connect
zult connecteren
you will connect
zal connecteren
he/she/it will connect
zullen connecteren
we will connect
zullen connecteren
you all will connect
zullen connecteren
they will connect
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou connecteren
I would connect
zou connecteren
you would connect
zou connecteren
he/she/it would connect
zouden connecteren
we would connect
zouden connecteren
you all would connect
zouden connecteren
they would connect
Subjunctive mood
connectere
I connect
connectere
you connect
connectere
he/she/it connect
connectere
we connect
connectere
you all connect
connectere
they connect
Past perfect tense
had geconnecteerd
I had connected
had geconnecteerd
you had connected
had geconnecteerd
he/she/it had connected
hadden geconnecteerd
we had connected
hadden geconnecteerd
you all had connected
hadden geconnecteerd
they had connected
Future perf.
zal geconnecteerd hebben
I will have connected
zal geconnecteerd hebben
you will have connected
zal geconnecteerd hebben
he/she/it will have connected
zullen geconnecteerd hebben
we will have connected
zullen geconnecteerd hebben
you all will have connected
zullen geconnecteerd hebben
they will have connected
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geconnecteerd hebben
I would have connected
zou geconnecteerd hebben
you would have connected
zou geconnecteerd hebben
he/she/it would have connected
zouden geconnecteerd hebben
we would have connected
zouden geconnecteerd hebben
you all would have connected
zouden geconnecteerd hebben
they would have connected
Du
Ihr
Imperative mood
connecteer
connect
connecteert
connect

Examples of connecteren

Example in DutchTranslation in English
Het enige dat ze connecteren is mijn draadloze connectie.The only hooking up they're doing is my wi-fi connection.
Jij verzamelt en ik connecteer.You collect, and I connect.
Een voedingsprobleem met een infrarode satelliet, ongeveer anderhalf uur geleden, maar Colossus heeft hem geconnecteerd met de ondulator.Apowerproblem a satellite infrared therewashalfpastone, butColossuswasconnected on the inverter.
Rechtuit gesteld, iedereen was op één of anderer manier geconnecteerd met de business. Omdat psychologisch en sociologisch was het aan het gebeuren.Frankly, everybody in one way or another was connected to that business because psychologically, socially, it was happening.
Zijn ze geconnecteerd, Diana's dood en Holden?They're connected, Diana's death and Holden?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

collecteren
collect
contacteren
contact

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

capteren
capitulate
catechiseren
catalogue
causeren
do
collecteren
collect
complementeren
complement
confirmeren
confirm
conjugeren
conjugate
connoteren
do
contribueren
do
corroderen
correct

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'connect':

None found.
Learning languages?