Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Capteren (to capitulate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
capteer
capteert
capteert
capteren
capteren
capteren
Present perfect tense
heb gecapteerd
hebt gecapteerd
heeft gecapteerd
hebben gecapteerd
hebben gecapteerd
hebben gecapteerd
Past tense
capteerde
capteerde
capteerde
capteerden
capteerden
capteerden
Future tense
zal capteren
zult capteren
zal capteren
zullen capteren
zullen capteren
zullen capteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou capteren
zou capteren
zou capteren
zouden capteren
zouden capteren
zouden capteren
Subjunctive mood
captere
captere
captere
captere
captere
captere
Past perfect tense
had gecapteerd
had gecapteerd
had gecapteerd
hadden gecapteerd
hadden gecapteerd
hadden gecapteerd
Future perf.
zal gecapteerd hebben
zal gecapteerd hebben
zal gecapteerd hebben
zullen gecapteerd hebben
zullen gecapteerd hebben
zullen gecapteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecapteerd hebben
zou gecapteerd hebben
zou gecapteerd hebben
zouden gecapteerd hebben
zouden gecapteerd hebben
zouden gecapteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
capteer
capteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

casseren
carpool
causeren
do
centeren
center
coïteren
coincide

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

borgen
secure
bruuskeren
brush off
bufferen
buffer
buien
do
calcineren
calcinate
capituleren
capitulate
caramboleren
cannon
cauteriseren
cauterize
chemiseren
check
chromeren
choreograph

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'capitulate':

None found.