Bijsturen (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of bijsturen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stuur bij
I do
stuurt bij
you do
stuurt bij
he/she/it does
sturen bij
we do
sturen bij
you all do
sturen bij
they do
Present perfect tense
heb bijgestuurd
I have done
hebt bijgestuurd
you have done
heeft bijgestuurd
he/she/it has done
hebben bijgestuurd
we have done
hebben bijgestuurd
you all have done
hebben bijgestuurd
they have done
Past tense
stuurde bij
I did
stuurde bij
you did
stuurde bij
he/she/it did
stuurden bij
we did
stuurden bij
you all did
stuurden bij
they did
Future tense
zal bijsturen
I will do
zult bijsturen
you will do
zal bijsturen
he/she/it will do
zullen bijsturen
we will do
zullen bijsturen
you all will do
zullen bijsturen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bijsturen
I would do
zou bijsturen
you would do
zou bijsturen
he/she/it would do
zouden bijsturen
we would do
zouden bijsturen
you all would do
zouden bijsturen
they would do
Subjunctive mood
sture bij
I do
sture bij
you do
sture bij
he/she/it do
sture bij
we do
sture bij
you all do
sture bij
they do
Past perfect tense
had bijgestuurd
I had done
had bijgestuurd
you had done
had bijgestuurd
he/she/it had done
hadden bijgestuurd
we had done
hadden bijgestuurd
you all had done
hadden bijgestuurd
they had done
Future perf.
zal bijgestuurd hebben
I will have done
zal bijgestuurd hebben
you will have done
zal bijgestuurd hebben
he/she/it will have done
zullen bijgestuurd hebben
we will have done
zullen bijgestuurd hebben
you all will have done
zullen bijgestuurd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bijgestuurd hebben
I would have done
zou bijgestuurd hebben
you would have done
zou bijgestuurd hebben
he/she/it would have done
zouden bijgestuurd hebben
we would have done
zouden bijgestuurd hebben
you all would have done
zouden bijgestuurd hebben
they would have done
Present bijzin tense
bijstuur
I do
bijstuurt
you do
bijstuurt
he/she/it does
bijsturen
we do
bijsturen
you all do
bijsturen
they do
Past bijzin tense
bijstuurde
I did
bijstuurde
you did
bijstuurde
he/she/it did
bijstuurden
we did
bijstuurden
you all did
bijstuurden
they did
Future bijzin tense
zal bijsturen
I will do
zult bijsturen
you will do
zal bijsturen
he/she/it will do
zullen bijsturen
we will do
zullen bijsturen
you all will do
zullen bijsturen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou bijsturen
I would do
zou bijsturen
you would do
zou bijsturen
he/she/it would do
zouden bijsturen
we would do
zouden bijsturen
you all would do
zouden bijsturen
they would do
Subjunctive bijzin mood
bijsture
I do
bijsture
you do
bijsture
he/she/it do
bijsture
we do
bijsture
you all do
bijsture
they do
Du
Ihr
Imperative mood
stuur bij
do
stuurt bij
do

Examples of bijsturen

Example in DutchTranslation in English
Dan kan ik haar reactie bijsturen.That way, I can do whatever's necessary to control her reaction.
Ik wil de herinnering aan uw dochter niet bezoedelen, maar ik wil uw idee over Dave Piaseki bijsturen.Well, I don't wanna sully your memory of your daughter, but I would like to correct your memory of Dave Piaseki.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bijsmeren
do
bijsteken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bewimpelen
gloze
bezomen
edge trimming
bezwadderen
slander
bijklussen
moonlight
bijstrijken
do
bijtanken
refuel
bijzitten
do
binnendoen
in doing
binnenduwen
in pushing
binnenlaten
admit

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?