Bijsmeren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of bijsmeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
smeer bij
I do
smeert bij
you do
smeert bij
he/she/it does
smeren bij
we do
smeren bij
you all do
smeren bij
they do
Present perfect tense
heb bijgesmeerd
I have done
hebt bijgesmeerd
you have done
heeft bijgesmeerd
he/she/it has done
hebben bijgesmeerd
we have done
hebben bijgesmeerd
you all have done
hebben bijgesmeerd
they have done
Past tense
smeerde bij
I did
smeerde bij
you did
smeerde bij
he/she/it did
smeerden bij
we did
smeerden bij
you all did
smeerden bij
they did
Future tense
zal bijsmeren
I will do
zult bijsmeren
you will do
zal bijsmeren
he/she/it will do
zullen bijsmeren
we will do
zullen bijsmeren
you all will do
zullen bijsmeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bijsmeren
I would do
zou bijsmeren
you would do
zou bijsmeren
he/she/it would do
zouden bijsmeren
we would do
zouden bijsmeren
you all would do
zouden bijsmeren
they would do
Subjunctive mood
smere bij
I do
smere bij
you do
smere bij
he/she/it do
smere bij
we do
smere bij
you all do
smere bij
they do
Past perfect tense
had bijgesmeerd
I had done
had bijgesmeerd
you had done
had bijgesmeerd
he/she/it had done
hadden bijgesmeerd
we had done
hadden bijgesmeerd
you all had done
hadden bijgesmeerd
they had done
Future perf.
zal bijgesmeerd hebben
I will have done
zal bijgesmeerd hebben
you will have done
zal bijgesmeerd hebben
he/she/it will have done
zullen bijgesmeerd hebben
we will have done
zullen bijgesmeerd hebben
you all will have done
zullen bijgesmeerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bijgesmeerd hebben
I would have done
zou bijgesmeerd hebben
you would have done
zou bijgesmeerd hebben
he/she/it would have done
zouden bijgesmeerd hebben
we would have done
zouden bijgesmeerd hebben
you all would have done
zouden bijgesmeerd hebben
they would have done
Present bijzin tense
bijsmeer
I do
bijsmeert
you do
bijsmeert
he/she/it does
bijsmeren
we do
bijsmeren
you all do
bijsmeren
they do
Past bijzin tense
bijsmeerde
I did
bijsmeerde
you did
bijsmeerde
he/she/it did
bijsmeerden
we did
bijsmeerden
you all did
bijsmeerden
they did
Future bijzin tense
zal bijsmeren
I will do
zult bijsmeren
you will do
zal bijsmeren
he/she/it will do
zullen bijsmeren
we will do
zullen bijsmeren
you all will do
zullen bijsmeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou bijsmeren
I would do
zou bijsmeren
you would do
zou bijsmeren
he/she/it would do
zouden bijsmeren
we would do
zouden bijsmeren
you all would do
zouden bijsmeren
they would do
Subjunctive bijzin mood
bijsmere
I do
bijsmere
you do
bijsmere
he/she/it do
bijsmere
we do
bijsmere
you all do
bijsmere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
smeer bij
do
smeert bij
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bijsmeden
do
bijsturen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bevriezen
freeze
bezingen
sing
bezuinigen
cut down
bibberen
shiver
bijeenzitten
sit together
bijleggen
augment
bijsmeden
do
bijsnijden
crop
bijvullen
replenish
bijwerken
update

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?