Bijkletsen (to mingle) conjugation

Dutch

Conjugation of bijkletsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klets bij
I mingle
kletst bij
you mingle
kletst bij
he/she/it mingles
kletsen bij
we mingle
kletsen bij
you all mingle
kletsen bij
they mingle
Present perfect tense
heb bijgekletst
I have mingled
hebt bijgekletst
you have mingled
heeft bijgekletst
he/she/it has mingled
hebben bijgekletst
we have mingled
hebben bijgekletst
you all have mingled
hebben bijgekletst
they have mingled
Past tense
kletste bij
I mingled
kletste bij
you mingled
kletste bij
he/she/it mingled
kletsten bij
we mingled
kletsten bij
you all mingled
kletsten bij
they mingled
Future tense
zal bijkletsen
I will mingle
zult bijkletsen
you will mingle
zal bijkletsen
he/she/it will mingle
zullen bijkletsen
we will mingle
zullen bijkletsen
you all will mingle
zullen bijkletsen
they will mingle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bijkletsen
I would mingle
zou bijkletsen
you would mingle
zou bijkletsen
he/she/it would mingle
zouden bijkletsen
we would mingle
zouden bijkletsen
you all would mingle
zouden bijkletsen
they would mingle
Subjunctive mood
kletse bij
I mingle
kletse bij
you mingle
kletse bij
he/she/it mingle
kletse bij
we mingle
kletse bij
you all mingle
kletse bij
they mingle
Past perfect tense
had bijgekletst
I had mingled
had bijgekletst
you had mingled
had bijgekletst
he/she/it had mingled
hadden bijgekletst
we had mingled
hadden bijgekletst
you all had mingled
hadden bijgekletst
they had mingled
Future perf.
zal bijgekletst hebben
I will have mingled
zal bijgekletst hebben
you will have mingled
zal bijgekletst hebben
he/she/it will have mingled
zullen bijgekletst hebben
we will have mingled
zullen bijgekletst hebben
you all will have mingled
zullen bijgekletst hebben
they will have mingled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bijgekletst hebben
I would have mingled
zou bijgekletst hebben
you would have mingled
zou bijgekletst hebben
he/she/it would have mingled
zouden bijgekletst hebben
we would have mingled
zouden bijgekletst hebben
you all would have mingled
zouden bijgekletst hebben
they would have mingled
Present bijzin tense
bijklets
I mingle
bijkletst
you mingle
bijkletst
he/she/it mingles
bijkletsen
we mingle
bijkletsen
you all mingle
bijkletsen
they mingle
Past bijzin tense
bijkletste
I mingled
bijkletste
you mingled
bijkletste
he/she/it mingled
bijkletsten
we mingled
bijkletsten
you all mingled
bijkletsten
they mingled
Future bijzin tense
zal bijkletsen
I will mingle
zult bijkletsen
you will mingle
zal bijkletsen
he/she/it will mingle
zullen bijkletsen
we will mingle
zullen bijkletsen
you all will mingle
zullen bijkletsen
they will mingle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou bijkletsen
I would mingle
zou bijkletsen
you would mingle
zou bijkletsen
he/she/it would mingle
zouden bijkletsen
we would mingle
zouden bijkletsen
you all would mingle
zouden bijkletsen
they would mingle
Subjunctive bijzin mood
bijkletse
I mingle
bijkletse
you mingle
bijkletse
he/she/it mingle
bijkletse
we mingle
bijkletse
you all mingle
bijkletse
they mingle
Du
Ihr
Imperative mood
klets bij
mingle
kletst bij
mingle

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bijkleuren
do
bijklussen
moonlight

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bezetten
occupy
bezwendelen
defraud
bezwijmen
swoon
bijeentrommelen
do
bijgooien
do
bijhouden
keep up
bijkleuren
do
bijklussen
moonlight
bijsmeden
do
bijtanken
refuel

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'mingle':

None found.
Learning languages?