Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Bezwalken (to tarnish) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bezwalk
bezwalkt
bezwalkt
bezwalken
bezwalken
bezwalken
Present perfect tense
heb bezwalkt
hebt bezwalkt
heeft bezwalkt
hebben bezwalkt
hebben bezwalkt
hebben bezwalkt
Past tense
bezwalkte
bezwalkte
bezwalkte
bezwalkten
bezwalkten
bezwalkten
Future tense
zal bezwalken
zult bezwalken
zal bezwalken
zullen bezwalken
zullen bezwalken
zullen bezwalken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bezwalken
zou bezwalken
zou bezwalken
zouden bezwalken
zouden bezwalken
zouden bezwalken
Subjunctive mood
bezwalke
bezwalke
bezwalke
bezwalke
bezwalke
bezwalke
Past perfect tense
had bezwalkt
had bezwalkt
had bezwalkt
hadden bezwalkt
hadden bezwalkt
hadden bezwalkt
Future perf.
zal bezwalkt hebben
zal bezwalkt hebben
zal bezwalkt hebben
zullen bezwalkt hebben
zullen bezwalkt hebben
zullen bezwalkt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bezwalkt hebben
zou bezwalkt hebben
zou bezwalkt hebben
zouden bezwalkt hebben
zouden bezwalkt hebben
zouden bezwalkt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
bezwalk
bezwalkt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bezwijken
collapse
omzwalken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tarnish':

None found.