Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Berispen (to blame) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
berisp
berispt
berispt
berispen
berispen
berispen
Present perfect tense
heb berispt
hebt berispt
heeft berispt
hebben berispt
hebben berispt
hebben berispt
Past tense
berispte
berispte
berispte
berispten
berispten
berispten
Future tense
zal berispen
zult berispen
zal berispen
zullen berispen
zullen berispen
zullen berispen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou berispen
zou berispen
zou berispen
zouden berispen
zouden berispen
zouden berispen
Subjunctive mood
berispe
berispe
berispe
berispe
berispe
berispe
Past perfect tense
had berispt
had berispt
had berispt
hadden berispt
hadden berispt
hadden berispt
Future perf.
zal berispt hebben
zal berispt hebben
zal berispt hebben
zullen berispt hebben
zullen berispt hebben
zullen berispt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou berispt hebben
zou berispt hebben
zou berispt hebben
zouden berispt hebben
zouden berispt hebben
zouden berispt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
berisp
berispt

Examples of berispen

Example in DutchTranslation in English
Maar berisp hem niet.But don't blame him.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

berijden
ride
berijmen
rime
beringen
do
beroepen
do
oprispen
burp

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'blame':

None found.