Assorteren (to associate) conjugation

Dutch

Conjugation of assorteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
assorteer
I associate
assorteert
you associate
assorteert
he/she/it associates
assorteren
we associate
assorteren
you all associate
assorteren
they associate
Present perfect tense
heb geassorteerd
I have associated
hebt geassorteerd
you have associated
heeft geassorteerd
he/she/it has associated
hebben geassorteerd
we have associated
hebben geassorteerd
you all have associated
hebben geassorteerd
they have associated
Past tense
assorteerde
I associated
assorteerde
you associated
assorteerde
he/she/it associated
assorteerden
we associated
assorteerden
you all associated
assorteerden
they associated
Future tense
zal assorteren
I will associate
zult assorteren
you will associate
zal assorteren
he/she/it will associate
zullen assorteren
we will associate
zullen assorteren
you all will associate
zullen assorteren
they will associate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou assorteren
I would associate
zou assorteren
you would associate
zou assorteren
he/she/it would associate
zouden assorteren
we would associate
zouden assorteren
you all would associate
zouden assorteren
they would associate
Subjunctive mood
assortere
I associate
assortere
you associate
assortere
he/she/it associate
assortere
we associate
assortere
you all associate
assortere
they associate
Past perfect tense
had geassorteerd
I had associated
had geassorteerd
you had associated
had geassorteerd
he/she/it had associated
hadden geassorteerd
we had associated
hadden geassorteerd
you all had associated
hadden geassorteerd
they had associated
Future perf.
zal geassorteerd hebben
I will have associated
zal geassorteerd hebben
you will have associated
zal geassorteerd hebben
he/she/it will have associated
zullen geassorteerd hebben
we will have associated
zullen geassorteerd hebben
you all will have associated
zullen geassorteerd hebben
they will have associated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geassorteerd hebben
I would have associated
zou geassorteerd hebben
you would have associated
zou geassorteerd hebben
he/she/it would have associated
zouden geassorteerd hebben
we would have associated
zouden geassorteerd hebben
you all would have associated
zouden geassorteerd hebben
they would have associated
Du
Ihr
Imperative mood
assorteer
associate
assorteert
associate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

apporteren
applique
asserteren
do
assisteren
assist

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afzwoegen
do
alerteren
alarm
alpineskiën
do
appen
do
articuleren
articulate
assoneren
associate
assumeren
do
attraperen
do
auditeren
do
babysitten
babysit

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'associate':

None found.
Learning languages?