Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Afkorsten (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of afkorsten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
korst af
I do
korst af
you do
korst af
he/she/it does
korsten af
we do
korsten af
you all do
korsten af
they do
Present perfect tense
heb afgekorst
I have done
hebt afgekorst
you have done
heeft afgekorst
he/she/it has done
hebben afgekorst
we have done
hebben afgekorst
you all have done
hebben afgekorst
they have done
Past tense
korstte af
I did
korstte af
you did
korstte af
he/she/it did
korstten af
we did
korstten af
you all did
korstten af
they did
Future tense
zal afkorsten
I will do
zult afkorsten
you will do
zal afkorsten
he/she/it will do
zullen afkorsten
we will do
zullen afkorsten
you all will do
zullen afkorsten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afkorsten
I would do
zou afkorsten
you would do
zou afkorsten
he/she/it would do
zouden afkorsten
we would do
zouden afkorsten
you all would do
zouden afkorsten
they would do
Subjunctive mood
korste af
I do
korste af
you do
korste af
he/she/it do
korste af
we do
korste af
you all do
korste af
they do
Past perfect tense
had afgekorst
I had done
had afgekorst
you had done
had afgekorst
he/she/it had done
hadden afgekorst
we had done
hadden afgekorst
you all had done
hadden afgekorst
they had done
Future perf.
zal afgekorst hebben
I will have done
zal afgekorst hebben
you will have done
zal afgekorst hebben
he/she/it will have done
zullen afgekorst hebben
we will have done
zullen afgekorst hebben
you all will have done
zullen afgekorst hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgekorst hebben
I would have done
zou afgekorst hebben
you would have done
zou afgekorst hebben
he/she/it would have done
zouden afgekorst hebben
we would have done
zouden afgekorst hebben
you all would have done
zouden afgekorst hebben
they would have done
Present bijzin tense
afkorst
I do
afkorst
you do
afkorst
he/she/it does
afkorsten
we do
afkorsten
you all do
afkorsten
they do
Past bijzin tense
afkorstte
I did
afkorstte
you did
afkorstte
he/she/it did
afkorstten
we did
afkorstten
you all did
afkorstten
they did
Future bijzin tense
zal afkorsten
I will do
zult afkorsten
you will do
zal afkorsten
he/she/it will do
zullen afkorsten
we will do
zullen afkorsten
you all will do
zullen afkorsten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afkorsten
I would do
zou afkorsten
you would do
zou afkorsten
he/she/it would do
zouden afkorsten
we would do
zouden afkorsten
you all would do
zouden afkorsten
they would do
Subjunctive bijzin mood
afkorste
I do
afkorste
you do
afkorste
he/she/it do
afkorste
we do
afkorste
you all do
afkorste
they do
Du
Ihr
Imperative mood
korst af
do
korst af
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbarsten
do
bekorsten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

affakkelen
do
afkaarten
do
afknauwen
do
afknutselen
do
afkoelen
cool down
afkoppelen
uncouple
afkorten
abbreviate
afleggen
smooch
afleren
do
afmaaien
mow

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.