Afdruppelen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afdruppelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
druppel af
I do
druppelt af
you do
druppelt af
he/she/it does
druppelen af
we do
druppelen af
you all do
druppelen af
they do
Present perfect tense
ben afgedruppeld
I have done
bent afgedruppeld
you have done
is afgedruppeld
he/she/it has done
zijn afgedruppeld
we have done
zijn afgedruppeld
you all have done
zijn afgedruppeld
they have done
Past tense
druppelde af
I did
druppelde af
you did
druppelde af
he/she/it did
druppelden af
we did
druppelden af
you all did
druppelden af
they did
Future tense
zal afdruppelen
I will do
zult afdruppelen
you will do
zal afdruppelen
he/she/it will do
zullen afdruppelen
we will do
zullen afdruppelen
you all will do
zullen afdruppelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afdruppelen
I would do
zou afdruppelen
you would do
zou afdruppelen
he/she/it would do
zouden afdruppelen
we would do
zouden afdruppelen
you all would do
zouden afdruppelen
they would do
Subjunctive mood
druppele af
I do
druppele af
you do
druppele af
he/she/it do
druppele af
we do
druppele af
you all do
druppele af
they do
Past perfect tense
was afgedruppeld
I had done
was afgedruppeld
you had done
was afgedruppeld
he/she/it had done
waren afgedruppeld
we had done
waren afgedruppeld
you all had done
waren afgedruppeld
they had done
Future perf.
zal afgedruppeld zijn
I will have done
zal afgedruppeld zijn
you will have done
zal afgedruppeld zijn
he/she/it will have done
zullen afgedruppeld zijn
we will have done
zullen afgedruppeld zijn
you all will have done
zullen afgedruppeld zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgedruppeld zijn
I would have done
zou afgedruppeld zijn
you would have done
zou afgedruppeld zijn
he/she/it would have done
zouden afgedruppeld zijn
we would have done
zouden afgedruppeld zijn
you all would have done
zouden afgedruppeld zijn
they would have done
Present bijzin tense
afdruppel
I do
afdruppelt
you do
afdruppelt
he/she/it does
afdruppelen
we do
afdruppelen
you all do
afdruppelen
they do
Past bijzin tense
afdruppelde
I did
afdruppelde
you did
afdruppelde
he/she/it did
afdruppelden
we did
afdruppelden
you all did
afdruppelden
they did
Future bijzin tense
zal afdruppelen
I will do
zult afdruppelen
you will do
zal afdruppelen
he/she/it will do
zullen afdruppelen
we will do
zullen afdruppelen
you all will do
zullen afdruppelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afdruppelen
I would do
zou afdruppelen
you would do
zou afdruppelen
he/she/it would do
zouden afdruppelen
we would do
zouden afdruppelen
you all would do
zouden afdruppelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afdruppele
I do
afdruppele
you do
afdruppele
he/she/it do
afdruppele
we do
afdruppele
you all do
afdruppele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
druppel af
do
druppelt af
do

Examples of afdruppelen

Example in DutchTranslation in English
Hoor je verhalen de berg afdruppelen... mensen hier volgen hun eigen soort wetten.You hear stories trickling down the mountain... of people up here following their own sort of laws.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afdroppelen
do
afknuppelen
do
bedruppelen
drizzle
indruppelen
do
nadruppelen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?