Aanslijken (to silt up) conjugation

Dutch

Conjugation of aanslijken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
slijk aan
I silt up
slijkt aan
you silt up
slijkt aan
he/she/it silts up
slijken aan
we silt up
slijken aan
you all silt up
slijken aan
they silt up
Present perfect tense
ben aangeslijkt
I have silted up
bent aangeslijkt
you have silted up
is aangeslijkt
he/she/it has silted up
zijn aangeslijkt
we have silted up
zijn aangeslijkt
you all have silted up
zijn aangeslijkt
they have silted up
Past tense
slijkte aan
I silted up
slijkte aan
you silted up
slijkte aan
he/she/it silted up
slijkten aan
we silted up
slijkten aan
you all silted up
slijkten aan
they silted up
Future tense
zal aanslijken
I will silt up
zult aanslijken
you will silt up
zal aanslijken
he/she/it will silt up
zullen aanslijken
we will silt up
zullen aanslijken
you all will silt up
zullen aanslijken
they will silt up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanslijken
I would silt up
zou aanslijken
you would silt up
zou aanslijken
he/she/it would silt up
zouden aanslijken
we would silt up
zouden aanslijken
you all would silt up
zouden aanslijken
they would silt up
Subjunctive mood
slijke aan
I silt up
slijke aan
you silt up
slijke aan
he/she/it silt up
slijke aan
we silt up
slijke aan
you all silt up
slijke aan
they silt up
Past perfect tense
was aangeslijkt
I had silted up
was aangeslijkt
you had silted up
was aangeslijkt
he/she/it had silted up
waren aangeslijkt
we had silted up
waren aangeslijkt
you all had silted up
waren aangeslijkt
they had silted up
Future perf.
zal aangeslijkt zijn
I will have silted up
zal aangeslijkt zijn
you will have silted up
zal aangeslijkt zijn
he/she/it will have silted up
zullen aangeslijkt zijn
we will have silted up
zullen aangeslijkt zijn
you all will have silted up
zullen aangeslijkt zijn
they will have silted up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeslijkt zijn
I would have silted up
zou aangeslijkt zijn
you would have silted up
zou aangeslijkt zijn
he/she/it would have silted up
zouden aangeslijkt zijn
we would have silted up
zouden aangeslijkt zijn
you all would have silted up
zouden aangeslijkt zijn
they would have silted up
Present bijzin tense
aanslijk
I silt up
aanslijkt
you silt up
aanslijkt
he/she/it silts up
aanslijken
we silt up
aanslijken
you all silt up
aanslijken
they silt up
Past bijzin tense
aanslijkte
I silted up
aanslijkte
you silted up
aanslijkte
he/she/it silted up
aanslijkten
we silted up
aanslijkten
you all silted up
aanslijkten
they silted up
Future bijzin tense
zal aanslijken
I will silt up
zult aanslijken
you will silt up
zal aanslijken
he/she/it will silt up
zullen aanslijken
we will silt up
zullen aanslijken
you all will silt up
zullen aanslijken
they will silt up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanslijken
I would silt up
zou aanslijken
you would silt up
zou aanslijken
he/she/it would silt up
zouden aanslijken
we would silt up
zouden aanslijken
you all would silt up
zouden aanslijken
they would silt up
Subjunctive bijzin mood
aanslijke
I silt up
aanslijke
you silt up
aanslijke
he/she/it silt up
aanslijke
we silt up
aanslijke
you all silt up
aanslijke
they silt up
Du
Ihr
Imperative mood
slijk aan
silt up
slijkt aan
silt up

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanslibben
accrete
aanslijmen
do
aanslijpen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanraken
touch
aanrommelen
mess around
aanscharrelen
come along
aanschieten
throw on
aanslibben
accrete
aanslijmen
do
aansnorren
do
aansporen
spur on
aanstampen
tamp down
aanstoken
abet

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'silt up':

None found.
Learning languages?