Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aanruisen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aanruisen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ruis aan
I do
ruist aan
you do
ruist aan
he/she/it does
ruisen aan
we do
ruisen aan
you all do
ruisen aan
they do
Present perfect tense
heb aangeruist
I have done
hebt aangeruist
you have done
heeft aangeruist
he/she/it has done
hebben aangeruist
we have done
hebben aangeruist
you all have done
hebben aangeruist
they have done
Past tense
ruiste aan
I did
ruiste aan
you did
ruiste aan
he/she/it did
ruisten aan
we did
ruisten aan
you all did
ruisten aan
they did
Future tense
zal aanruisen
I will do
zult aanruisen
you will do
zal aanruisen
he/she/it will do
zullen aanruisen
we will do
zullen aanruisen
you all will do
zullen aanruisen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanruisen
I would do
zou aanruisen
you would do
zou aanruisen
he/she/it would do
zouden aanruisen
we would do
zouden aanruisen
you all would do
zouden aanruisen
they would do
Subjunctive mood
ruise aan
I do
ruise aan
you do
ruise aan
he/she/it do
ruise aan
we do
ruise aan
you all do
ruise aan
they do
Past perfect tense
had aangeruist
I had done
had aangeruist
you had done
had aangeruist
he/she/it had done
hadden aangeruist
we had done
hadden aangeruist
you all had done
hadden aangeruist
they had done
Future perf.
zal aangeruist hebben
I will have done
zal aangeruist hebben
you will have done
zal aangeruist hebben
he/she/it will have done
zullen aangeruist hebben
we will have done
zullen aangeruist hebben
you all will have done
zullen aangeruist hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeruist hebben
I would have done
zou aangeruist hebben
you would have done
zou aangeruist hebben
he/she/it would have done
zouden aangeruist hebben
we would have done
zouden aangeruist hebben
you all would have done
zouden aangeruist hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanruis
I do
aanruist
you do
aanruist
he/she/it does
aanruisen
we do
aanruisen
you all do
aanruisen
they do
Past bijzin tense
aanruiste
I did
aanruiste
you did
aanruiste
he/she/it did
aanruisten
we did
aanruisten
you all did
aanruisten
they did
Future bijzin tense
zal aanruisen
I will do
zult aanruisen
you will do
zal aanruisen
he/she/it will do
zullen aanruisen
we will do
zullen aanruisen
you all will do
zullen aanruisen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanruisen
I would do
zou aanruisen
you would do
zou aanruisen
he/she/it would do
zouden aanruisen
we would do
zouden aanruisen
you all would do
zouden aanruisen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanruise
I do
aanruise
you do
aanruise
he/she/it do
aanruise
we do
aanruise
you all do
aanruise
they do
Du
Ihr
Imperative mood
ruis aan
do
ruist aan
do

Further details about this page

LOCATION