Aanruisen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of aanruisen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ruis aan
I do
ruist aan
you do
ruist aan
he/she/it does
ruisen aan
we do
ruisen aan
you all do
ruisen aan
they do
Present perfect tense
heb aangeruist
I have done
hebt aangeruist
you have done
heeft aangeruist
he/she/it has done
hebben aangeruist
we have done
hebben aangeruist
you all have done
hebben aangeruist
they have done
Past tense
ruiste aan
I did
ruiste aan
you did
ruiste aan
he/she/it did
ruisten aan
we did
ruisten aan
you all did
ruisten aan
they did
Future tense
zal aanruisen
I will do
zult aanruisen
you will do
zal aanruisen
he/she/it will do
zullen aanruisen
we will do
zullen aanruisen
you all will do
zullen aanruisen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanruisen
I would do
zou aanruisen
you would do
zou aanruisen
he/she/it would do
zouden aanruisen
we would do
zouden aanruisen
you all would do
zouden aanruisen
they would do
Subjunctive mood
ruise aan
I do
ruise aan
you do
ruise aan
he/she/it do
ruise aan
we do
ruise aan
you all do
ruise aan
they do
Past perfect tense
had aangeruist
I had done
had aangeruist
you had done
had aangeruist
he/she/it had done
hadden aangeruist
we had done
hadden aangeruist
you all had done
hadden aangeruist
they had done
Future perf.
zal aangeruist hebben
I will have done
zal aangeruist hebben
you will have done
zal aangeruist hebben
he/she/it will have done
zullen aangeruist hebben
we will have done
zullen aangeruist hebben
you all will have done
zullen aangeruist hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeruist hebben
I would have done
zou aangeruist hebben
you would have done
zou aangeruist hebben
he/she/it would have done
zouden aangeruist hebben
we would have done
zouden aangeruist hebben
you all would have done
zouden aangeruist hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanruis
I do
aanruist
you do
aanruist
he/she/it does
aanruisen
we do
aanruisen
you all do
aanruisen
they do
Past bijzin tense
aanruiste
I did
aanruiste
you did
aanruiste
he/she/it did
aanruisten
we did
aanruisten
you all did
aanruisten
they did
Future bijzin tense
zal aanruisen
I will do
zult aanruisen
you will do
zal aanruisen
he/she/it will do
zullen aanruisen
we will do
zullen aanruisen
you all will do
zullen aanruisen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanruisen
I would do
zou aanruisen
you would do
zou aanruisen
he/she/it would do
zouden aanruisen
we would do
zouden aanruisen
you all would do
zouden aanruisen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanruise
I do
aanruise
you do
aanruise
he/she/it do
aanruise
we do
aanruise
you all do
aanruise
they do
Du
Ihr
Imperative mood
ruis aan
do
ruist aan
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanrissen
do
aanrukken
hang around

Similar but longer

aanbruisen
do
aandruisen
press rustling
aankruisen
mark

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?