Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aankrammen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kram aan
kramt aan
kramt aan
krammen aan
krammen aan
krammen aan
Present perfect tense
heb aangekramd
hebt aangekramd
heeft aangekramd
hebben aangekramd
hebben aangekramd
hebben aangekramd
Past tense
kramde aan
kramde aan
kramde aan
kramden aan
kramden aan
kramden aan
Future tense
zal aankrammen
zult aankrammen
zal aankrammen
zullen aankrammen
zullen aankrammen
zullen aankrammen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aankrammen
zou aankrammen
zou aankrammen
zouden aankrammen
zouden aankrammen
zouden aankrammen
Subjunctive mood
kramme aan
kramme aan
kramme aan
kramme aan
kramme aan
kramme aan
Past perfect tense
had aangekramd
had aangekramd
had aangekramd
hadden aangekramd
hadden aangekramd
hadden aangekramd
Future perf.
zal aangekramd hebben
zal aangekramd hebben
zal aangekramd hebben
zullen aangekramd hebben
zullen aangekramd hebben
zullen aangekramd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangekramd hebben
zou aangekramd hebben
zou aangekramd hebben
zouden aangekramd hebben
zouden aangekramd hebben
zouden aangekramd hebben
Present bijzin tense
aankram
aankramt
aankramt
aankrammen
aankrammen
aankrammen
Past bijzin tense
aankramde
aankramde
aankramde
aankramden
aankramden
aankramden
Future bijzin tense
zal aankrammen
zult aankrammen
zal aankrammen
zullen aankrammen
zullen aankrammen
zullen aankrammen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aankrammen
zou aankrammen
zou aankrammen
zouden aankrammen
zouden aankrammen
zouden aankrammen
Subjunctive bijzin mood
aankramme
aankramme
aankramme
aankramme
aankramme
aankramme
Du
Ihr
Imperative mood
kram aan
kramt aan

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanklemmen
do
aanvlammen
flam

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanfietsen
do
aangrinniken
do
aanhoren
listen to
aankoeken
enter into
aankorsten
do
aankrijgen
succeed in getting on
aanlopen
ogle
aanmeten
measure for
aanmodderen
muddle along
zwartrijden
fare dodging

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.