Aangooien (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of aangooien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gooi aan
I do
gooit aan
you do
gooit aan
he/she/it does
gooien aan
we do
gooien aan
you all do
gooien aan
they do
Present perfect tense
heb aangegooid
I have done
hebt aangegooid
you have done
heeft aangegooid
he/she/it has done
hebben aangegooid
we have done
hebben aangegooid
you all have done
hebben aangegooid
they have done
Past tense
gooide aan
I did
gooide aan
you did
gooide aan
he/she/it did
gooiden aan
we did
gooiden aan
you all did
gooiden aan
they did
Future tense
zal aangooien
I will do
zult aangooien
you will do
zal aangooien
he/she/it will do
zullen aangooien
we will do
zullen aangooien
you all will do
zullen aangooien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aangooien
I would do
zou aangooien
you would do
zou aangooien
he/she/it would do
zouden aangooien
we would do
zouden aangooien
you all would do
zouden aangooien
they would do
Subjunctive mood
gooie aan
I do
gooie aan
you do
gooie aan
he/she/it do
gooie aan
we do
gooie aan
you all do
gooie aan
they do
Past perfect tense
had aangegooid
I had done
had aangegooid
you had done
had aangegooid
he/she/it had done
hadden aangegooid
we had done
hadden aangegooid
you all had done
hadden aangegooid
they had done
Future perf.
zal aangegooid hebben
I will have done
zal aangegooid hebben
you will have done
zal aangegooid hebben
he/she/it will have done
zullen aangegooid hebben
we will have done
zullen aangegooid hebben
you all will have done
zullen aangegooid hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangegooid hebben
I would have done
zou aangegooid hebben
you would have done
zou aangegooid hebben
he/she/it would have done
zouden aangegooid hebben
we would have done
zouden aangegooid hebben
you all would have done
zouden aangegooid hebben
they would have done
Present bijzin tense
aangooi
I do
aangooit
you do
aangooit
he/she/it does
aangooien
we do
aangooien
you all do
aangooien
they do
Past bijzin tense
aangooide
I did
aangooide
you did
aangooide
he/she/it did
aangooiden
we did
aangooiden
you all did
aangooiden
they did
Future bijzin tense
zal aangooien
I will do
zult aangooien
you will do
zal aangooien
he/she/it will do
zullen aangooien
we will do
zullen aangooien
you all will do
zullen aangooien
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aangooien
I would do
zou aangooien
you would do
zou aangooien
he/she/it would do
zouden aangooien
we would do
zouden aangooien
you all would do
zouden aangooien
they would do
Subjunctive bijzin mood
aangooie
I do
aangooie
you do
aangooie
he/she/it do
aangooie
we do
aangooie
you all do
aangooie
they do
Du
Ihr
Imperative mood
gooi aan
do
gooit aan
do

Examples of aangooien

Example in DutchTranslation in English
Hij gaf zijn gooi aan, en ik reageerde eropYou don't see it. He tipped his pitch, and I called it.
Niet zo bedeesd als ik je hoofd bedeesd tegen mijn auto deur aangooi.Not so bashful when I bash your head against my car door.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aangolven
do
aangorden
gird on
aankooien
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?