Conjugation
Etymology
Blog
Courses
Get a Dutch Tutor
Conjugation
Etymology
Blog
aanbeteren
to do
Conjugation
Examples (1)
Details
Looking for learning resources?
Study with our courses!
Get a full course →
Conjugation
of
aanbeteren
Translation
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
beter aan
I do
betert aan
you do
betert aan
he/she/it does
beteren aan
we do
beteren aan
you all do
beteren aan
they do
Present perfect tense
ben aangebeterd
I have done
bent aangebeterd
you have done
is aangebeterd
he/she/it has done
zijn aangebeterd
we have done
zijn aangebeterd
you all have done
zijn aangebeterd
they have done
Past tense
beterde aan
I did
beterde aan
you did
beterde aan
he/she/it did
beterden aan
we did
beterden aan
you all did
beterden aan
they did
Future tense
zal aanbeteren
I will do
zult aanbeteren
you will do
zal aanbeteren
he/she/it will do
zullen aanbeteren
we will do
zullen aanbeteren
you all will do
zullen aanbeteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanbeteren
I would do
zou aanbeteren
you would do
zou aanbeteren
he/she/it would do
zouden aanbeteren
we would do
zouden aanbeteren
you all would do
zouden aanbeteren
they would do
Subjunctive mood
betere aan
I do
betere aan
you do
betere aan
he/she/it do
betere aan
we do
betere aan
you all do
betere aan
they do
Past perfect tense
was aangebeterd
I had done
was aangebeterd
you had done
was aangebeterd
he/she/it had done
waren aangebeterd
we had done
waren aangebeterd
you all had done
waren aangebeterd
they had done
Future perf.
zal aangebeterd zijn
I will have done
zal aangebeterd zijn
you will have done
zal aangebeterd zijn
he/she/it will have done
zullen aangebeterd zijn
we will have done
zullen aangebeterd zijn
you all will have done
zullen aangebeterd zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangebeterd zijn
I would have done
zou aangebeterd zijn
you would have done
zou aangebeterd zijn
he/she/it would have done
zouden aangebeterd zijn
we would have done
zouden aangebeterd zijn
you all would have done
zouden aangebeterd zijn
they would have done
Present bijzin tense
aanbeter
I do
aanbetert
you do
aanbetert
he/she/it does
aanbeteren
we do
aanbeteren
you all do
aanbeteren
they do
Past bijzin tense
aanbeterde
I did
aanbeterde
you did
aanbeterde
he/she/it did
aanbeterden
we did
aanbeterden
you all did
aanbeterden
they did
Future bijzin tense
zal aanbeteren
I will do
zult aanbeteren
you will do
zal aanbeteren
he/she/it will do
zullen aanbeteren
we will do
zullen aanbeteren
you all will do
zullen aanbeteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanbeteren
I would do
zou aanbeteren
you would do
zou aanbeteren
he/she/it would do
zouden aanbeteren
we would do
zouden aanbeteren
you all would do
zouden aanbeteren
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanbetere
I do
aanbetere
you do
aanbetere
he/she/it do
aanbetere
we do
aanbetere
you all do
aanbetere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
beter aan
do
betert aan
do
Examples of
aanbeteren
- Dat kan ik beter aan jou vragen.
- How do you do, more like.
Further details about this page
LOCATION
Cooljugator
/
Dutch
/
aanbeteren
RELATED PAGES
aanbehoren
do
aanbetalen
down payment
Back to Top