Aanbetalen (to down payment) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of aanbetalen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
betaal aan
I down payment
betaalt aan
you down payment
betaalt aan
he/she/it downs payment
betalen aan
we down payment
betalen aan
you all down payment
betalen aan
they down payment
Present perfect tense
heb aanbetaald
I have downed payment
hebt aanbetaald
you have downed payment
heeft aanbetaald
he/she/it has downed payment
hebben aanbetaald
we have downed payment
hebben aanbetaald
you all have downed payment
hebben aanbetaald
they have downed payment
Past tense
betaalde aan
I downed payment
betaalde aan
you downed payment
betaalde aan
he/she/it downed payment
betaalden aan
we downed payment
betaalden aan
you all downed payment
betaalden aan
they downed payment
Future tense
zal aanbetalen
I will down payment
zult aanbetalen
you will down payment
zal aanbetalen
he/she/it will down payment
zullen aanbetalen
we will down payment
zullen aanbetalen
you all will down payment
zullen aanbetalen
they will down payment
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanbetalen
I would down payment
zou aanbetalen
you would down payment
zou aanbetalen
he/she/it would down payment
zouden aanbetalen
we would down payment
zouden aanbetalen
you all would down payment
zouden aanbetalen
they would down payment
Subjunctive mood
betale aan
I down payment
betale aan
you down payment
betale aan
he/she/it down payment
betale aan
we down payment
betale aan
you all down payment
betale aan
they down payment
Past perfect tense
had aanbetaald
I had downed payment
had aanbetaald
you had downed payment
had aanbetaald
he/she/it had downed payment
hadden aanbetaald
we had downed payment
hadden aanbetaald
you all had downed payment
hadden aanbetaald
they had downed payment
Future perf.
zal aanbetaald hebben
I will have downed payment
zal aanbetaald hebben
you will have downed payment
zal aanbetaald hebben
he/she/it will have downed payment
zullen aanbetaald hebben
we will have downed payment
zullen aanbetaald hebben
you all will have downed payment
zullen aanbetaald hebben
they will have downed payment
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aanbetaald hebben
I would have downed payment
zou aanbetaald hebben
you would have downed payment
zou aanbetaald hebben
he/she/it would have downed payment
zouden aanbetaald hebben
we would have downed payment
zouden aanbetaald hebben
you all would have downed payment
zouden aanbetaald hebben
they would have downed payment
Present bijzin tense
aanbetaal
I down payment
aanbetaalt
you down payment
aanbetaalt
he/she/it downs payment
aanbetalen
we down payment
aanbetalen
you all down payment
aanbetalen
they down payment
Past bijzin tense
aanbetaalde
I downed payment
aanbetaalde
you downed payment
aanbetaalde
he/she/it downed payment
aanbetaalden
we downed payment
aanbetaalden
you all downed payment
aanbetaalden
they downed payment
Future bijzin tense
zal aanbetalen
I will down payment
zult aanbetalen
you will down payment
zal aanbetalen
he/she/it will down payment
zullen aanbetalen
we will down payment
zullen aanbetalen
you all will down payment
zullen aanbetalen
they will down payment
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanbetalen
I would down payment
zou aanbetalen
you would down payment
zou aanbetalen
he/she/it would down payment
zouden aanbetalen
we would down payment
zouden aanbetalen
you all would down payment
zouden aanbetalen
they would down payment
Subjunctive bijzin mood
aanbetale
I down payment
aanbetale
you down payment
aanbetale
he/she/it down payment
aanbetale
we down payment
aanbetale
you all down payment
aanbetale
they down payment
Du
Ihr
Imperative mood
betaal aan
down payment
betaalt aan
down payment

Examples of aanbetalen

Example in DutchTranslation in English
- Die kunnen we niet eens aanbetalen.-Oh, but look at us. We can't afford the down payment.
Kun je 5 dollar aanbetalen en 1,15 per maand betalen?Well, can you afford a $5 down payment and a buck 15 a month?
Kun je niet eens aanbetalen?Can't you even afford the down payment?
Met dat daar betaal je je huur, je drank, en kan je misschien een vrachtwagen aanbetalen.That there's rent, drinking money, maybe even a down payment on a truck.
Nu kan ik eindelijk m'n nieuwe huis aanbetalen.Twenty-five cents! Good, l'll use it as a down payment on the new house, big shot.
De bank zei dat als ik de helft aanbetaal...The bank said maybe if I came up with half the down payment--

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanbeteren
do
aanbevelen
recommend
wanbetalen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanbakken
stick to the pan
aanbesterven
do
aanbeteren
do
aanblijven
stay on
aanbrullen
do
aandruisen
press rustling
aandrukken
press
zwarten
do
zwartepieten
black petes
zwirrelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'down payment':

None found.
Learning languages?