Oversmokkelen (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of oversmokkelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
smokkel over
I do
smokkelt over
you do
smokkelt over
he/she/it does
smokkelen over
we do
smokkelen over
you all do
smokkelen over
they do
Present perfect tense
heb overgesmokkeld
I have done
hebt overgesmokkeld
you have done
heeft overgesmokkeld
he/she/it has done
hebben overgesmokkeld
we have done
hebben overgesmokkeld
you all have done
hebben overgesmokkeld
they have done
Past tense
smokkelde over
I did
smokkelde over
you did
smokkelde over
he/she/it did
smokkelden over
we did
smokkelden over
you all did
smokkelden over
they did
Future tense
zal oversmokkelen
I will do
zult oversmokkelen
you will do
zal oversmokkelen
he/she/it will do
zullen oversmokkelen
we will do
zullen oversmokkelen
you all will do
zullen oversmokkelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou oversmokkelen
I would do
zou oversmokkelen
you would do
zou oversmokkelen
he/she/it would do
zouden oversmokkelen
we would do
zouden oversmokkelen
you all would do
zouden oversmokkelen
they would do
Subjunctive mood
smokkele over
I do
smokkele over
you do
smokkele over
he/she/it do
smokkele over
we do
smokkele over
you all do
smokkele over
they do
Past perfect tense
had overgesmokkeld
I had done
had overgesmokkeld
you had done
had overgesmokkeld
he/she/it had done
hadden overgesmokkeld
we had done
hadden overgesmokkeld
you all had done
hadden overgesmokkeld
they had done
Future perf.
zal overgesmokkeld hebben
I will have done
zal overgesmokkeld hebben
you will have done
zal overgesmokkeld hebben
he/she/it will have done
zullen overgesmokkeld hebben
we will have done
zullen overgesmokkeld hebben
you all will have done
zullen overgesmokkeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou overgesmokkeld hebben
I would have done
zou overgesmokkeld hebben
you would have done
zou overgesmokkeld hebben
he/she/it would have done
zouden overgesmokkeld hebben
we would have done
zouden overgesmokkeld hebben
you all would have done
zouden overgesmokkeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
oversmokkel
I do
oversmokkelt
you do
oversmokkelt
he/she/it does
oversmokkelen
we do
oversmokkelen
you all do
oversmokkelen
they do
Past bijzin tense
oversmokkelde
I did
oversmokkelde
you did
oversmokkelde
he/she/it did
oversmokkelden
we did
oversmokkelden
you all did
oversmokkelden
they did
Future bijzin tense
zal oversmokkelen
I will do
zult oversmokkelen
you will do
zal oversmokkelen
he/she/it will do
zullen oversmokkelen
we will do
zullen oversmokkelen
you all will do
zullen oversmokkelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou oversmokkelen
I would do
zou oversmokkelen
you would do
zou oversmokkelen
he/she/it would do
zouden oversmokkelen
we would do
zouden oversmokkelen
you all would do
zouden oversmokkelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
oversmokkele
I do
oversmokkele
you do
oversmokkele
he/she/it do
oversmokkele
we do
oversmokkele
you all do
oversmokkele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
smokkel over
do
smokkelt
do

Examples of oversmokkelen

Example in DutchTranslation in English
- Zij smokkelt kogels in haar buik.That one down there is smuggling bullets in her abdomen.
Als je vriend 't geld naar buiten smokkelt dan is dat een grove vergissing.If your friend does get the money out, it just might be a terminal error.
Als je weer snoep smokkelt, mag je de hele maand afwassen.Sneak in more candy, you do dishes all month.
Als u Hector Alvarez wilt pakken... moet u weten dat hij wapens smokkelt.I want you to start being more careful. For instance, if you're gonna take down Hector Alvarez, you should know the man's running guns.
De hoofdpersoon is een Amerikaan, neemt een hypotheek op zijn huis en smokkelt zijn labradorThe main character is an american, Mortgages his house and smuggles his labrador

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

otteren
do
overkomen
happen
overpraten
talk about
overschieten
overshoot
overslapen
pass the night
oversnijden
do
overspuiten
refinish
overtekenen
do
oververhitten
do
overvoeden
overfeed

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?