Inaugureren (to inaugurate) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of inaugureren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
inaugureer
I inaugurate
inaugureert
you inaugurate
inaugureert
he/she/it inaugurates
inaugureren
we inaugurate
inaugureren
you all inaugurate
inaugureren
they inaugurate
Present perfect tense
heb geïnaugureerd
I have inaugurated
hebt geïnaugureerd
you have inaugurated
heeft geïnaugureerd
he/she/it has inaugurated
hebben geïnaugureerd
we have inaugurated
hebben geïnaugureerd
you all have inaugurated
hebben geïnaugureerd
they have inaugurated
Past tense
inaugureerde
I inaugurated
inaugureerde
you inaugurated
inaugureerde
he/she/it inaugurated
inaugureerden
we inaugurated
inaugureerden
you all inaugurated
inaugureerden
they inaugurated
Future tense
zal inaugureren
I will inaugurate
zult inaugureren
you will inaugurate
zal inaugureren
he/she/it will inaugurate
zullen inaugureren
we will inaugurate
zullen inaugureren
you all will inaugurate
zullen inaugureren
they will inaugurate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inaugureren
I would inaugurate
zou inaugureren
you would inaugurate
zou inaugureren
he/she/it would inaugurate
zouden inaugureren
we would inaugurate
zouden inaugureren
you all would inaugurate
zouden inaugureren
they would inaugurate
Subjunctive mood
inaugurere
I inaugurate
inaugurere
you inaugurate
inaugurere
he/she/it inaugurate
inaugurere
we inaugurate
inaugurere
you all inaugurate
inaugurere
they inaugurate
Past perfect tense
had geïnaugureerd
I had inaugurated
had geïnaugureerd
you had inaugurated
had geïnaugureerd
he/she/it had inaugurated
hadden geïnaugureerd
we had inaugurated
hadden geïnaugureerd
you all had inaugurated
hadden geïnaugureerd
they had inaugurated
Future perf.
zal geïnaugureerd hebben
I will have inaugurated
zal geïnaugureerd hebben
you will have inaugurated
zal geïnaugureerd hebben
he/she/it will have inaugurated
zullen geïnaugureerd hebben
we will have inaugurated
zullen geïnaugureerd hebben
you all will have inaugurated
zullen geïnaugureerd hebben
they will have inaugurated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnaugureerd hebben
I would have inaugurated
zou geïnaugureerd hebben
you would have inaugurated
zou geïnaugureerd hebben
he/she/it would have inaugurated
zouden geïnaugureerd hebben
we would have inaugurated
zouden geïnaugureerd hebben
you all would have inaugurated
zouden geïnaugureerd hebben
they would have inaugurated
Du
Ihr
Imperative mood
inaugureer
inaugurate
inaugureert
inaugurate

Examples of inaugureren

Example in DutchTranslation in English
Heer, we komen samen bij deze historische, plechtige gebeurtenis... om een president te inaugureren.O Lord, we come together on this historic and solemn occasion to inaugurate a president.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

gratificeren
do
hossen
do
huishouden
do
idealiseren
idealize
inademen
do
inbakeren
swaddle
inbakken
do
inbuigen
bend inwards
inburgeren
naturalize
indienen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'inaugurate':

None found.
Learning languages?