Wederleggen (to disprove) conjugation

Dutch

Conjugation of wederleggen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wederleg
I disprove
wederlegt
you disprove
wederlegt
he/she/it disproves
wederleggen
we disprove
wederleggen
you all disprove
wederleggen
they disprove
Present perfect tense
heb wederlegd
I have disproved
hebt wederlegd
you have disproved
heeft wederlegd
he/she/it has disproved
hebben wederlegd
we have disproved
hebben wederlegd
you all have disproved
hebben wederlegd
they have disproved
Past tense
wederlegde
I disproved
wederlegde
you disproved
wederlegde
he/she/it disproved
wederlegden
we disproved
wederlegden
you all disproved
wederlegden
they disproved
Future tense
zal wederleggen
I will disprove
zult wederleggen
you will disprove
zal wederleggen
he/she/it will disprove
zullen wederleggen
we will disprove
zullen wederleggen
you all will disprove
zullen wederleggen
they will disprove
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou wederleggen
I would disprove
zou wederleggen
you would disprove
zou wederleggen
he/she/it would disprove
zouden wederleggen
we would disprove
zouden wederleggen
you all would disprove
zouden wederleggen
they would disprove
Subjunctive mood
wederlegge
I disprove
wederlegge
you disprove
wederlegge
he/she/it disprove
wederlegge
we disprove
wederlegge
you all disprove
wederlegge
they disprove
Past perfect tense
had wederlegd
I had disproved
had wederlegd
you had disproved
had wederlegd
he/she/it had disproved
hadden wederlegd
we had disproved
hadden wederlegd
you all had disproved
hadden wederlegd
they had disproved
Future perf.
zal wederlegd hebben
I will have disproved
zal wederlegd hebben
you will have disproved
zal wederlegd hebben
he/she/it will have disproved
zullen wederlegd hebben
we will have disproved
zullen wederlegd hebben
you all will have disproved
zullen wederlegd hebben
they will have disproved
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou wederlegd hebben
I would have disproved
zou wederlegd hebben
you would have disproved
zou wederlegd hebben
he/she/it would have disproved
zouden wederlegd hebben
we would have disproved
zouden wederlegd hebben
you all would have disproved
zouden wederlegd hebben
they would have disproved
Du
Ihr
Imperative mood
wederleg
disprove
wederlegt
disprove

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

onderleggen
put under

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

voorlaten
do
walken
do
waterfietsen
do
watteren
wad
wecken
do
wederkrijgen
do
wedervaren
experience
weerschijnen
do
wegbergen
lock up
wegdragen
carry away

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'disprove':

None found.
Learning languages?