Wanhopen (to despair) conjugation

Dutch
20 examples

Conjugation of wanhopen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wanhoop
I despair
wanhoopt
you despair
wanhoopt
he/she/it despairs
wanhopen
we despair
wanhopen
you all despair
wanhopen
they despair
Present perfect tense
heb gewanhoopt
I have despaired
hebt gewanhoopt
you have despaired
heeft gewanhoopt
he/she/it has despaired
hebben gewanhoopt
we have despaired
hebben gewanhoopt
you all have despaired
hebben gewanhoopt
they have despaired
Past tense
wanhoopte
I despaired
wanhoopte
you despaired
wanhoopte
he/she/it despaired
wanhoopten
we despaired
wanhoopten
you all despaired
wanhoopten
they despaired
Future tense
zal wanhopen
I will despair
zult wanhopen
you will despair
zal wanhopen
he/she/it will despair
zullen wanhopen
we will despair
zullen wanhopen
you all will despair
zullen wanhopen
they will despair
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou wanhopen
I would despair
zou wanhopen
you would despair
zou wanhopen
he/she/it would despair
zouden wanhopen
we would despair
zouden wanhopen
you all would despair
zouden wanhopen
they would despair
Subjunctive mood
wanhope
I despair
wanhope
you despair
wanhope
he/she/it despair
wanhope
we despair
wanhope
you all despair
wanhope
they despair
Past perfect tense
had gewanhoopt
I had despaired
had gewanhoopt
you had despaired
had gewanhoopt
he/she/it had despaired
hadden gewanhoopt
we had despaired
hadden gewanhoopt
you all had despaired
hadden gewanhoopt
they had despaired
Future perf.
zal gewanhoopt hebben
I will have despaired
zal gewanhoopt hebben
you will have despaired
zal gewanhoopt hebben
he/she/it will have despaired
zullen gewanhoopt hebben
we will have despaired
zullen gewanhoopt hebben
you all will have despaired
zullen gewanhoopt hebben
they will have despaired
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gewanhoopt hebben
I would have despaired
zou gewanhoopt hebben
you would have despaired
zou gewanhoopt hebben
he/she/it would have despaired
zouden gewanhoopt hebben
we would have despaired
zouden gewanhoopt hebben
you all would have despaired
zouden gewanhoopt hebben
they would have despaired
Du
Ihr
Imperative mood
wanhoop
despair
wanhoopt
despair

Examples of wanhopen

Example in DutchTranslation in English
"te wanhopen en weer hoop te krijgen. ""to have despaired and recovered hope."
'Als hij gewekt wordt, wanhopen de stervelingen.'"If he is awakened, all mortals should despair."
-Niet wanhopen, Dr. Botvin.TRETIAK: Don't despair, Dr. Botvin.
-Wanhoopt Caesar? Wie nooit hoopt, kan ook niet wanhopen.He who has never hoped can never despair.
Al die tijd was ik erg bedroefd, ik dacht dat ik zou gaan wanhopen.All those times l Were very sad, l thought l might despair.
! ik drink uit wanhoop!I'm drinking out of despair here!
".. Het was de lente van hoop, het was de winter van wanhoop ... ""..it was the spring of hope, it was the winter of despair..."
"Er is slechts eenzaamheid en wanhoop"There is only loneliness and despair
"Geef je niet over aan wanhoop." Dat zou je tegen mij zeggen.Do not give in to despair. That is what you would tell me.
"Geen wanhoop is zo totaalals die..."There is no despair so absolute as that which comes
Als je wanhoopt, keer je God de rug toe.No, I can not. To despair is to turn your back on God.
Door dat niet te doen zouden de mensen denken dat zelfs hun Koningin wanhoopt.Not to do so would make the people think even their Queen despairs.
Ik denk dat hij wanhoopt ooit geluk in dit leven te vinden.I think he despairs of finding any happiness in this life.
Je wanhoopt te veel, Speer.You despair too much, Speer.
Je wanhoopt zo snel.You are so quick to despair.
Weet je, er waren momenten in die cel dat ik wanhoopte of ik ooit je lieve gezicht weer zou zien.D'you know, there were moments in that cell when I despaired I'd ever see your lovely face again.
Ze wanhoopte toen ze leerde dat... wraak alleen niet genoeg was.She despaired when she learned that... revenge was not enough.
twee dagen geleden wanhoopte ik of ik zelfs mijn naam nog wel kon terugkrijgen.Two days ago I despaired of recovering even my name.
Trillend in de war wanhopend, lenig, droog.Trembling, confused, despairing, limber, dry,
Uiteindelijk, moe van zijn eindeloze strijd voor gerechtigheid en wanhopend in zijn eenzaamheid, zeilde hij noordwaarts, voorbij de grenzen van de bekende wereld en verdween uit het zicht van de mensheid.Eventually, weary of the endless fight for justice and despairing in his loneliness, he sailed north, beyond the boundaries of the known world, and passed from the knowledge of men.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanhopen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

voormeten
do
voorzeggen
foretell
vrijkopen
release
vullen
fill
waarschuwen
warn
wandelen
walk
wanen
imagine
wankelen
teeter
watteren
wad
weerhouden
restrain

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'despair':

None found.
Learning languages?