Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Voortzeggen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of voortzeggen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zeg voort
I do
zegt voort
you do
zegt voort
he/she/it does
zeggen voort
we do
zeggen voort
you all do
zeggen voort
they do
Present perfect tense
heb voortgezegd
I have done
hebt voortgezegd
you have done
heeft voortgezegd
he/she/it has done
hebben voortgezegd
we have done
hebben voortgezegd
you all have done
hebben voortgezegd
they have done
Past tense
zegde voort;zei voort
I did
zegde voort;zei voort
you did
zegde voort;zei voort
he/she/it did
zegden voort;zeiden voort
we did
zegden voort;zeiden voort
you all did
zegden voort;zeiden voort
they did
Future tense
zal voortzeggen
I will do
zult voortzeggen
you will do
zal voortzeggen
he/she/it will do
zullen voortzeggen
we will do
zullen voortzeggen
you all will do
zullen voortzeggen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou voortzeggen
I would do
zou voortzeggen
you would do
zou voortzeggen
he/she/it would do
zouden voortzeggen
we would do
zouden voortzeggen
you all would do
zouden voortzeggen
they would do
Subjunctive mood
zegge voort
I do
zegge voort
you do
zegge voort
he/she/it do
zegge voort
we do
zegge voort
you all do
zegge voort
they do
Past perfect tense
had voortgezegd
I had done
had voortgezegd
you had done
had voortgezegd
he/she/it had done
hadden voortgezegd
we had done
hadden voortgezegd
you all had done
hadden voortgezegd
they had done
Future perf.
zal voortgezegd hebben
I will have done
zal voortgezegd hebben
you will have done
zal voortgezegd hebben
he/she/it will have done
zullen voortgezegd hebben
we will have done
zullen voortgezegd hebben
you all will have done
zullen voortgezegd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou voortgezegd hebben
I would have done
zou voortgezegd hebben
you would have done
zou voortgezegd hebben
he/she/it would have done
zouden voortgezegd hebben
we would have done
zouden voortgezegd hebben
you all would have done
zouden voortgezegd hebben
they would have done
Present bijzin tense
voortzeg
I do
voortzegt
you do
voortzegt
he/she/it does
voortzeggen
we do
voortzeggen
you all do
voortzeggen
they do
Past bijzin tense
voortzegde;voortzei
I did
voortzegde;voortzei
you did
voortzegde;voortzei
he/she/it did
voortzegden;voortzeiden
we did
voortzegden;voortzeiden
you all did
voortzegden;voortzeiden
they did
Future bijzin tense
zal voortzeggen
I will do
zult voortzeggen
you will do
zal voortzeggen
he/she/it will do
zullen voortzeggen
we will do
zullen voortzeggen
you all will do
zullen voortzeggen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou voortzeggen
I would do
zou voortzeggen
you would do
zou voortzeggen
he/she/it would do
zouden voortzeggen
we would do
zouden voortzeggen
you all would do
zouden voortzeggen
they would do
Subjunctive bijzin mood
voortzegge
I do
voortzegge
you do
voortzegge
he/she/it do
voortzegge
we do
voortzegge
you all do
voortzegge
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zeg voort
do
zegt voort
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

voortzetten
continue
voortzeulen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.